H3b lezen H6 week 11

Lezen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Ik kan / weet:
  • de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden.
  • functies van delen van de tekst benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Functiewoorden
De functie van een tekstdeel kun je vaak in één woord samenvatten. Die woorden noemen we functiewoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Functiewoorden
Een tekstgedeelte (één of meer alinea's) heeft binnen een tekst een bepaalde functie, die je kunt aanduiden met een functiewoord als: 
aanbeveling, aanleiding, constatering, probleemstelling, uitwerking en verklaring. 

Soms kun je zo'n functie herkennen aan een signaalwoord, zoals 'dus' bij een conclusie of 'zo' bij een voorbeeld. Er zijn nog heel veel meer functiewoorden.

Let op! Soms worden functiewoorden verward met signaalwoorden. Signaalwoorden geven verbanden aan en worden letterlijk in de tekst genoemd; functiewoorden (meestal) niet!

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke functie
heeft deze tekst?
A
afweging
B
definitie
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 8 - Quizvraag

Welke functie
heeft deze tekst?
A
afweging
B
definitie
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 9 - Quizvraag

Welke functie
heeft deze tekst?
A
afweging
B
anekdote
C
definitie
D
nuancering

Slide 10 - Quizvraag

Welke functie
heeft deze tekst?
A
anekdote
B
definitie
C
nuancering
D
tegenwerping

Slide 11 - Quizvraag

"stelling", "argumenten", "tegenargumenten", "aanbeveling" en "samenvatting" zijn voorbeelden van....
A
signaalwoorden
B
verbindingswoorden
C
kernwoorden
D
functiewoorden

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden

Slide 13 - Quizvraag

Functiewoorden. Wat is een nuancering?
A
Geeft een verfijning in de uitleg of zwakt een standpunt iets af
B
Legt uit waarom iemand iets doet of vindt
C
doet een uitspraak die logisch voortvloeit uit eerder gevolgde redeneringen
D
stemt met iets in, als aan een bepaalde voorwaarde is voldaan

Slide 14 - Quizvraag

Functiewoorden.
Wat is een aanbeveling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 15 - Quizvraag

Functiewoorden.
Wat is een tegenwerping?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 16 - Quizvraag


Wat doen functiewoorden?
A
Die geven aan wat een schrijver wil doen met een alinea.
B
Die geven aan wat de betekenis is van de alinea.
C
Die geven aan wat de schrijver bedoelt.
D
Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.

Slide 17 - Quizvraag