Een traditionele samenleving

6.1 Een traditionele samenleving
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

6.1 Een traditionele samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel

Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe het dagelijks leven in Nederland direct na de Tweede Wereldoorlog eruit zag.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij eigenlijk van
de Wederopbouw (>45) van Nederland?

Slide 3 - Woordweb


Bevrijd!

  • De schade van de oorlog was groot
  • Het aantal slachtoffers was hoog, rond de 200.000
  • De infrastructuur was vernield
  • Veel machines waren door de Duitsers meegenomen
  • Honderdduizenden mannen waren in Duitsland tewerkgesteld tijdens de oorlog

De schade na het bombardement van Rotterdam in mei 1940 was groot, maar tijdens de vijf jaren van de Duitse Bezetting was er nog niet veel gedaan om de stad op te bouwen.

Slide 4 - Tekstslide


Wederopbouw
vanaf 1945



    Slide 5 - Tekstslide

    De wederopbouw

    • werkweek van 6 dagen, 1 week per jaar vakantie
    • Zuinigheid megabelangrijk
    • Loonpolitiek: vaste lonen, mochten niet stijgen
    • poldermodel: overleg over lonen en arbeidsvoorwaarden (politiek, werkgevers en vakbonden)

    • Hulp vanuit VS: Marshallplan
    • Ontstaan van een verzorgingsstaat


      Het Amerikaanse Marshallplan had twee belangrijke doelen:
      • Zorgen dat Europa weer wordt hersteld, zodat Amerika ook weer producten kan verkopen aan de Europeanen.
      • Laten zien wie hun échte bondgenoot is: kies voor het kapitalisme van ons, en niet het communisme van de Sovjet-Unie!

      Slide 6 - Tekstslide

      Vasthouden aan tradities

      • Het leven van de meeste mensen speelde zich af in het gezin.
      • De rollen waren duidelijk: vader, moeder en (veel) kinderen
      • Vader was de baas, moeder de huisvrouw, kinderen gehoorzaam
      • Echtscheidingen kwamen maar weinig voor (vrouwen hadden vaak geen eigen inkomen)
      • Het leven was zuinig en vrije tijd werd thuis doorgebracht


        Slide 7 - Tekstslide

        * Waarden = dingen die men belangrijk vindt
        * Normen = wat mensen gewoon vonden, gedragregels
        * Gezag = "macht"
        *Tradities = oude gewoontes

        Slide 8 - Tekstslide


        Verzuiling

        • De verdeling van de Nederlandse samenleving in 4 groepen (zuilen): protestanten, katholieken, liberalen, socialisten
        • Eigenlijk werd het van je verwacht dat je alleen omging met mensen binnen je eigen zuil
        • Er was veel sociale controle: familie, vrienden en de buurt controleerden of je je wel aan de 'regels' van de zuil hield.

        Slide 9 - Tekstslide

                                       Ik ben katholiek
        Ik ga naar een katholieke school
        Ik zit op een katholieke voetbalclub
        Ik ga naar de katholieke supermarkt
        Ik ga naar de katholieke groenteboer
        Ik lees een katholieke krant
        Ik trouw met een andere katholiek
        Mijn vrienden zijn allemaal katholiek
        Ik ga naar een katholieke dokter
        Ik luister alleen naar de katholieke radiozender
        etc

        Slide 10 - Tekstslide

        Slide 11 - Video

        Wat is het poldermodel?
        A
        Een manier om je zin te krijgen. Polderen is als je maar net zo lang zeurt, krijg je je zin.
        B
        De manier waarop Ruud Lubbers bezuinigde in de jaren '80 noem je polderen.
        C
        Overleg tussen regering, werkgevers en vakbonden over lonen en arbeidsvoorwaarden
        D
        Beheersing van lonen en prijzen zodat de concurrentiepositie van NL goed wordt en blijft.

        Slide 12 - Quizvraag

        Voor wie is de verzorgingsstaat?
        A
        Voor alle mensen die geld nodig hebben
        B
        Voor alle burgers
        C
        Voor alle mensen die werkloos zijn
        D
        Voor alleen de mensen die onder het minimumloon zitten

        Slide 13 - Quizvraag

        Wat is een verzorgingsstaat?
        A
        Iedereen heeft recht op gratis gezondheidszorg
        B
        De overheid zorgt voor uitkeringen voor zwakkeren
        C
        Iedereen heeft recht op gratis onderwijs
        D
        De overheid zorgt voor uitkeringen voor de ouderen

        Slide 14 - Quizvraag

        Wat was de eerste sociale wet?
        A
        Algemene Ouderdoms Wet
        B
        Bijstandswet
        C
        Kinderwetje van Van Houten
        D
        Armenwet

        Slide 15 - Quizvraag

        Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn waarden?
        A
        Gedragsregels.
        B
        Opvattingen over wat belangrijk is.
        C
        Straffen.
        D
        Beloningen.

        Slide 16 - Quizvraag

        Wat is een norm?
        A
        Een oud gebruik
        B
        Iets wat mensen gewoon vinden
        C
        Wat mensen belangrijk vinden
        D
        Beeldhouwwerk op een vlakke ondergrond

        Slide 17 - Quizvraag

        Wat is verzuiling?
        Verzuiling.
        A
        De samenleving wordt ingedeeld op basis van levensbeschouwing.
        B
        De samenleving wordt ingedeeld op basis van godsdiensten.
        C
        De samenleving wordt ingedeeld op basis van leeftijd.
        D
        De samenleving wordt ingedeeld op basis van geslacht.

        Slide 18 - Quizvraag

        Welke vier levensbeschouwelijke groepen waren er in Nederland?
        A
        Katholieken, gereformeerden, protestanten en liberalen.
        B
        Katholieken, gereformeerden, socialisten en communisten.
        C
        Katholieken, protestanten, liberalen en conservatieven.
        D
        Katholieken, gereformeerden, socialisten en liberalen.

        Slide 19 - Quizvraag

        Verdeling van de samenleving in groepen die langs elkaar leven. Gebaseerd op een godsdienst of levensbeschouwing.
        A
        Confessionalisme
        B
        Vakbond
        C
        Oppositie
        D
        Verzuiling

        Slide 20 - Quizvraag

        Wat is de wederopbouw?
        A
        De verzuiling in de jaren 50
        B
        het bouwen van flats ipv huizen
        C
        na wo II opnieuw bouwen wat verwoest is.
        D
        Een periode van welvaart in de jaren 60

        Slide 21 - Quizvraag

        Wat was het Marshall-plan?
        A
        Communisme aanvallen
        B
        Europese economie steunen met goederen
        C
        de Nazis verdrijven
        D
        Europese economie steunen met geld

        Slide 22 - Quizvraag