Jill is astronoom. Als zij door een telescoop naar een lichtzwakke ster kijkt, focust zij net even opzij van die ster. Het licht valt dan niet op de gele vlek, maar op het netvlies daarnaast. Door deze truc kan Jill lichtzwakke sterren toch waarnemen.
Wat is de juiste uitleg hiervan?
A
Het licht valt dan meer door de randen van de ooglens, zodat de lichtsterkte minder afneemt
B
Het licht valt op de kegeltjes naast de gele vlek, waardoor zwak licht wordt waargenomen
C
Het licht valt op de rand van de blinde vlek, waar de lichtgevoeligheid optimaal is.
D
Het licht valt op de staafjes buiten de gele vlek, die gevoelig zijn voor lage lichtsterkte
Slide 11 - Quizvraag
Een lichtstraal valt op het oog.
Zet de onderstaande onderdelen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde: je kunt ze naar de juiste plaats slepen.
Lens
Hoornvlies
Glasachtig lichaam
Netvlies
Oogkamer
Slide 12 - Sleepvraag
Juist
Onjuist
Straalvormig lichaam
In het straalvormig lichaam zitten spiertjes. Vier leerlingen doen een uitspraak over die spiertjes. Bepaal of de uitspraak juist of onjuist is en sleep naar het bijbehorende vak:
Elle: "Die spiertjes regelen de grootte van de pupil."
Joeri: "Die spiertjes regelen de spanning van de lensbanden."
Karlijn: "Die spiertjes spelen een rol bij het accommoderen."
Wolf: “Die spiertjes zijn kringvormig’.”
Slide 13 - Sleepvraag
Peter zit te studeren het is het langzaam donkerder geworden. Hij heeft zijn bureaulamp aangedaan, maar de rest van de kamer is niet verlicht. Plotseling kijkt Peter op van zijn boeken. Zijn ogen accommoderen, maar het lukt niet om de poster ( vier meter) scherp waar te nemen. Welke gebeurtenissen vinden plaats in de ogen van Peter op het moment dat hij van zijn boeken opkijkt naar de poster
A
Zijn pupillen worden groter en zijn lenzen worden boller.
B
Zijn pupillen worden groter en zijn lenzen worden platter.
C
Zijn pupillen worden kleiner en zijn lenzen worden boller.
D
Zijn pupillen worden kleiner en zijn lenzen worden platter.
Slide 14 - Quizvraag
Bril De oogafwijking bijziendheid kan ontstaan doordat de oogbol te lang is. Deze afwijking kan worden gecorrigeerd door het gebruik van een bril. Wat voor glazen moet deze bril bevatten?
A
Positieve glazen, zodat de lichtstralen worden gedivergeerd.
B
Positieve glazen, zodat de lichtstralen worden geconvergeerd.
C
Negatieve glazen, zodat de lichtstralen worden gedivergeerd.
D
Negatieve glazen, zodat de lichtstralen worden geconvergeerd.
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de functie van de pupilreflex?
A
De hoeveelheid lichtregelen die op het netvlies valt.
B
Ervoor zorgen dat er steeds een scherp beeld op het netvlies staat.
Slide 16 - Quizvraag
Staafjes
Kegeltjes
waarnemen van kleuren
waarnemen licht-donker
vooral in gele vlek
vooral aan randen netvlies
lage drempelwaarde
hoge drempelwaarde
geschikt voor scherp zien
niet zo geschikt voor scherp zien
Slide 17 - Sleepvraag
Accomoderen is:
A
Reflecteren
B
Absorberen
C
Construeren
D
Scherp stellen
Slide 18 - Quizvraag
Waardoor kun je diepte zien?
A
Doordat je pupillen groter
of kleiner kunnen worden.
B
Doordat je ooglens platter
of boller kan worden.
C
Doordat je met je linkeroog een iets ander beeld ziet dan met je rechteroog.
D
Doordat het beeld op je netvlies kleiner, onderste boven en gespiegeld is.
Slide 19 - Quizvraag
Wanneer de oogzenuw van het linkeroog doorgesneden is, wat mis je dan?