Het was een regenachtige, grijze donderdagavond, maar Pieter was toch gaan trainen. Na zijn training stond hij nog even met Bas te kletsen, maar de wind was te koud om lang te blijven staan en hij moest op tijd thuis zijn. De wijk waar hij doorheen moest fietsen stond er om bekend niet zo veilig te zijn 's avonds. Hij sloeg zijn tas snel om zijn schouder en liep al snel door de grauwe, grijze straat waar hij altijd doorheen moest lopen. Het was er een stuk stiller dan normaal. Dat kwam vast door het weer. Halverwege de straat hoorde hij plotseling iets achter hem. Verschrikt keek hij om, maar hij zag niets. Zijn hartslag was zonder dat hij dat wilde sneller geworden en hij merkte dat hij zwaarder was gaan ademen. Hij versnelde zijn pas, maar niet heel veel later hoorde hij weer een geluid, dit keer nog dichterbij. Hij trok zijn tas nog steviger tegen zichzelf aan, dook een beetje in elkaar en ging nog sneller lopen.