Verbanden en signaalwoorden

DOEL


- je kunt met behulp van signaalwoorden opsommingen, tegenstellingen, voorbeelden,tijdsvolgordes (chronologie) en een oorzaak-gevolg in een tekst herkennen en begrijpen.

tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

DOEL


- je kunt met behulp van signaalwoorden opsommingen, tegenstellingen, voorbeelden,tijdsvolgordes (chronologie) en een oorzaak-gevolg in een tekst herkennen en begrijpen.

tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 2 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

VOORBEELD OPSOMMING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • ten eerste, ten tweede, ten slotte
  • om te beginnen
  • ook (nog)
  • verder
  • en
  • dubbele punt (:)
  • liggende streepje (-)
  • getallen (1, 2, 3)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

 VOORBEELD TEGENSTELLING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • tegenover
  • maar
  • hoewel
  • echter
  • toch
  • aan de ene kant ... aan de andere kant



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

VOORBEELD TOELICHTING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • bijvoorbeeld
  • zo
  • zoals
  • denk aan
  • neem nou
  • onder andere


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welk tekstverband herken je?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg

Slide 18 - Quizvraag

Welke drie signaalwoorden voor tijdsvolgorde zie je in de zin:

Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.

Slide 19 - Open vraag

Welk tekstverband herken je?

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg

Slide 20 - Quizvraag

Welk signaalwoord voor oorzaak-gevolg herken je in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 21 - Open vraag

Wat is de oorzaak in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het gevolg in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 23 - Open vraag

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 25 - Open vraag

Wat voor soort tekst is dit?

Slide 26 - Open vraag

In de laatste zin van alinea 1 staat een opsomming. Noteer die opsomming.

Slide 27 - Open vraag

In de eerste zin van alinea 2 staat een oorzaak / gevolg. Noteer de oorzaak en het gevolg.

Slide 28 - Open vraag

Noteer een signaalwoord van tijdsvolgorde uit alinea 2.

Slide 29 - Open vraag

Waarvoor wilde de school haar leerlingen behoeden volgens alinea 3?

Slide 30 - Open vraag

Wat is het verband tussen alinea 4 en 5?

Slide 31 - Open vraag

Waarom heeft de school nu wel aangifte gedaan?

Slide 32 - Open vraag

Wat is het verband tussen alinea 5 en 6?

Slide 33 - Open vraag

Noteer een signaalwoord voor tijdsvolgorde uit
alinea 6

Slide 34 - Open vraag

Wat vindt de ouder uit alinea 6 ervan dat de school niet direct aangifte deed?

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

Tekstverband: UITLEG OF TOELICHTING
A
zoals
B
samenvattend
C
met andere woorden
D
tenzij

Slide 37 - Quizvraag

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 38 - Quizvraag

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 39 - Quizvraag

Sleep de signaalwoorden naar de juiste box
Doel-Middel
Voorwaarde
Tegenstelling
maar
indien
echter
waarmee
om te
als .. dan
als .. dan
zodat

Slide 40 - Sleepvraag