Week 12 3HV Frans

Programme
Andere opzet
Les hier in LessonUp
Je ontvangt hier uitleg en voorbeelden
Je levert de opdrachten in op een vaste manier
Neem deze les als leidraad 
Hier staat wat je moet doen en hoe
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programme
Andere opzet
Les hier in LessonUp
Je ontvangt hier uitleg en voorbeelden
Je levert de opdrachten in op een vaste manier
Neem deze les als leidraad 
Hier staat wat je moet doen en hoe

Slide 1 - Tekstslide

Werkwijze
  • Je krijgt van je groepsdocent elke week een weekplanning
  • Voor Frans staat hier je huiswerk op in je werkboek
  • Ook staat er een link naar LessonUp
  • Je volgt elke week de les in LessonUp
  • Hier krijg je uitleg en oefenvragen
  • Ook staat hier precies welke opdrachten je moet maken
  • Elke week een online les met instructie en uitleg

Slide 2 - Tekstslide

Werkwijze inleveren opdrachten
  • Je maakt je opdrachten in je boek
  • Als je klaar bent maak je een foto van alle opdrachten
  • Deze foto's plak je op volgorde in een Worddocument
  • Je noemt je Worddocument Naam Klas Week Vak
  • Je stuurt je Wordbestand naar mij
  • Je krijgt een antwoordenblad in de mail

Slide 3 - Tekstslide

Deze week
Wat ga je deze week leren en doen:

  • je leert vragen te stellen
  • je maakt controlevragen in LessonUp
  • je maakt opdrachten om te oefenen 
  • je herschrijft een stukje tekst met hulp van de phrases-clés

Slide 4 - Tekstslide

Onderwerpen
Grammaire
  • zinnen vragend maken
  • oefenen
Inleveropdracht 34d
  • Donderdag 26 maart inleveren?
  • Uitleg en inhoud verder in de presentatie





Slide 5 - Tekstslide

Toets Chapitre 3
Vrijdag 3 april 2020

Grammaire
Vocabulaire
Phrases-clés






Slide 6 - Tekstslide

poser une question

lees blz 44 TB

Vragen stellen op 3 manieren:


  • vraagteken
  • inversie
  • met est-ce que

Slide 7 - Tekstslide

Poser une question
Vous avez vu le film.
  1. Vous avez vu le film?
  2. Avez-vous vu le film?
  3. Est-ce que vous avez vu le film?

Slide 8 - Tekstslide

Poser une question
Elle joue au foot.
  1. Elle joue au foot?
  2. Joue-t-elle au foot?
  3. Est-ce qu' elle joue au foot?

Slide 9 - Tekstslide

Poser une question
Tu fais du sport. (quand)-> vraagwoord
  1. Tu fais du sport quand?
  2. Quand fais-tu du sport?
  3. Quand est-ce que tu fais du sport?

Slide 10 - Tekstslide

Poser une question
Zonder vraagwoord:
- gewone zin, vragend uitgesproken
- est-ce que + gewone zin
- omkering onderwerp en persoonsvorm = inversie

Met vraagwoord:
- vraagwoord + est-ce que + gewone zin

Slide 11 - Tekstslide

poser une question (1)

Zonder vraagwoord:
1. Zin + ?
BV: Vous avez des tomates?

2. Est-ce que + zin + ?
BV: Est-ce que vous avez des tomates?

3. Inversie + zin + ?
BV: Avez-vous des tomates?
Let op!  
Inversie is het omdraaien van het onderwerp en de persoonsvorm. De persoonsvorm komt dan vooraan te staan.

Inversie mag alleen als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is.
Dus géén namen of zelfstandig naamwoord.



Slide 12 - Tekstslide

Maak de zin vragend met est- ce que

Il a visité ses parents.

Slide 13 - Open vraag

Maak de zin vragend met est-ce que
On va fêter l'anniversaire de Sophie.

Slide 14 - Open vraag

poser une question

lees blz 44 TB

Vraagwoorden
  • qui = wie
  • pourquoi = waarom
  • quand = wanneer
  • où = waar
  • qu'est-ce que = wat
  • combien = hoeveel
  • comment = hoe
  • het vraagwoord quel / quelle / quels / quelles

Slide 15 - Tekstslide

Welk vraagwoord is correct?
……… va à la fète de Yann?
A
comment
B
C
qui
D
quand

Slide 16 - Quizvraag

.............. tu vas faire ce weekend?
A
quand
B
qu'est-ce que
C
combien
D
quel

Slide 17 - Quizvraag

......... tu partiras en vacances?
A
quand
B
qui
C
D
comment

Slide 18 - Quizvraag

Ton jean est beau. il a coûté ...............?
A
qu'est-ce que
B
comment
C
combien
D
quelle

Slide 19 - Quizvraag

Is het 'quel/quelle/quels/quelles'
............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 20 - Quizvraag

............. sont les meilleures notes de classe?
A
quelles
B
quel
C
quels
D
quelle

Slide 21 - Quizvraag

............... est la ville la plus belle: Amsterdam ou Paris?
A
quel
B
quels
C
quelles
D
quelle

Slide 22 - Quizvraag

Beschrijf in het kort hoe je zinnen vragend kan maken in het Frans.

Slide 23 - Open vraag

Opdrachten
Opdracht 31 + 32 + 33 + 34d (inleveropdracht)

Opdracht 34d 
  • je moet een stukje herschrijven
  • Havo-> informatie vervangen met eigen informatie
  • VWO -> informatie toevoegen uit de Phrases-clés
  • inleveren 26-03 (SO-cijfer)

Slide 24 - Tekstslide

Mocht je vragen hebben dan kan je ze hier opschrijven. Je mag natuurlijk ook altijd mailen naar: r.vanderburg@gentiaancollege.nl

Slide 25 - Open vraag