Deze LessonUp is gemaakt door IFFR en te geven in de klas voorafgaand aan het filmbezoek.
Lesindeling:
1. introductie IFFR - 5 min
2. kennismaking met het thema - 10 min.
3. creatieve opdracht. - 10 min. per stuk
4. voorbereiding filmprogramma - 10 min.
5. reflecteren en afsluiten - 5 min.
Duur van de les: 40-50 minuten.
Voor punt 3. (de doe opdracht, slide 6 & 7) zijn er 2 opties. Je kunt kiezen om ze allebei te doen of er 1 uitkiezen die het best bij jouw klas past. Per opdracht kun je rekenen op 10 minuten. Opdracht 2 is makkelijk uit te bouwen tot een langere opdracht. Zie slide 7 voor meer informatie.
Voorbereiding
Het is fijn om de les vooraf al een keer door te nemen. Soms zijn de notities niet helemaal zichtbaar als je deze uitklapt. Controleer of dit op jouw scherm het geval is en zorg er anders voor dat je de tekst van de notities los als PDF beschikbaar hebt. Voor de maak-opdracht van slide 7 heb je materialen nodig. Verzamel deze van te voren.
Benodigdheden
kleurpotloden (of ander tekenmateriaal), pen, papier.
Thema
Durf te Dromen
Leerdoel
nadenken over het thema Durf te Dromen;
gedachtes en meningen op een respectvolle manier met anderen delen en kunnen onderbouwen;
ontdekken welke films er in het programma zitten;
informatie halen uit afbeelding en deze kunnen verwoorden;
leren hoe je je gedraagt in een filmtheater.
Vertel de leerlingen:
Jullie gaan een filmprogramma van IFFR volgen. Dit programma bestaat uit deze voorbereidende les in de klas. Daarna bekijken jullie het filmprogramma in de filmzaal en tot slot hebben jullie nog een les in de klas om de films na te bespreken. Het thema is
'Durf te Dromen'
Tip: Zet de notities aan door op het icoon met het schrijfblokje onderin de balk te klikken. Bekijk de notities vooraf of print ze uit. Hierin staat extra informatie.
Heb je nog niet eerder met LessonUp gewerkt? Hier vind je aanvullende informatie.
doen
Dit is een doe-opdracht
weetje
Dit is een weetje
kijken
Dit is een kijkopdracht
Legenda
vraag
Dit is een vraag
Slide 2 - Tekstslide
Legenda
LessonUp maakt gebruik van icoontjes, deze worden hotspots genoemd. Een hotspot kun je aanklikken voor meer informatie. Als er een icoon in beeld staat kun je erop klikken.
Er zijn kijk-, luister-, vraag- en doe-opdrachten.
Probeer het maar eens.
Kort, korter, kortst!
International Film Festival Rotterdam
Wie herkent het dier op deze foto? Waar kun je dit logo van herkennen?
Wat is een filmfestival?
Op het filmfestival kun je niet alleen lange films, maar ook korte films zien. Wie heeft er weleens een korte film gezien en waar ging die over?
Slide 3 - Tekstslide
5 min - Introductie
Context voor de docent: Bespreek met de leerlingen wat IFFR is.
Klik op de vraagtekens voor een vraag en op het smiley-icoon voor een antwoord.
Vertel de leerlingen
We gaan binnenkort een filmprogramma kijken in het filmtheater.
Vraag 1
Wie herkent het dier op deze foto? Waar kun je dit logo van herkennen?
Antwoord vraag 1
Het dier is een tijger. Dit is het logo van IFFR: Internationaal Filmfestival Rotterdam. Je kunt hem herkennen van vlaggen, stickers op ramen en posters in de stad. Soms staat hij tijdens het festival ook op de markthal of voor het centraal station.
Vraag 2
Wat is een filmfestival?
Antwoord vraag 2
Een filmfestival is eigenlijk een soort feest waarbij het draait om film: je kunt films kijken van over de hele wereld, er komen filmmakers en acteurs naar de stad om over hun films te vertellen en om over films te praten met elkaar en met het publiek. Ook zijn er juries die kiezen welke films het best zijn. Die krijgen dan een prijs. Vaak zijn de films die je op een festival ziet anders dan de films die je normaal gesproken in de bioscoop ziet: geen (Hollywood) films met grote budgetten, maar films als kunstwerk.
Vraag 3
Op het filmfestival kun je niet alleen lange films, maar ook korte films zien. Wie heeft er weleens een korte film gezien en waar ging die over?
Wat gaan we doen / leren?
Leerdoel toevoegen
Dit gaan we deze les doen
We gaan;
kennismaken met het thema 'Durf te Dromen'.
ontdekken welke films we in de bioscoop gaan kijken;
ons voorbereiden op het filmbezoek.
Slide 4 - Tekstslide
5 min - (vervolg) Introductie
Vertel de leerlingen
Dit gaan we deze les doen (hotspot)
We gaan;
kennismaken met het thema 'Durf te Dromen'.
ontdekken welke films we in de bioscoop gaan kijken;
ons voorbereiden op het filmbezoek.
Durf te Dromen
Waar denk je aan bij 'Durf te Dromen'?
Waar kun je allemaal over dromen?
Waar zouden de films over kunnen gaan?
Slide 5 - Tekstslide
10 min. - kennismaking met het thema
Haal bij de leerlingen op wat hun eerste gedachten zijn bij de woorden 'Durf te Dromen'. Leg hen uit dat ze deze les gaan nadenken over dit thema.
Vertel de leerlingen
We gaan vandaag nadenken over het thema 'Durf te Dromen'. Dit betekent dat iedereen goed na moet denken over vragen en diens eigen antwoord mag geven. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Alles mag gezegd worden, zolang je maar aardig bent voor elkaar en naar elkaar luistert. Ook is het belangrijk dat je uitlegt ‘waarom’ je iets vindt.
Vraag (hotspot 1 & 2)
Waar denk je aan bij 'Durf te Dromen'?
Waar kun je allemaal over dromen?
Je kunt letterlijk dromen, 's nachts in je bed. Dan kun je over hele normalen dingen dromen, maar ook juist over de gekste dingen. Het hoeft allemaal niet logisch te zijn.
Maar je kunt ook dromen over de toekomst. Dan zijn de dromen meer verlangens: iets dat je heel graag wil. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je iets heel graag wilt hebben, iets graag wilt beleven, of dat je iets veranderd zou willen zien in de wereld.
Bespreek daarna een aantal van de volgende vragen:
Is dromen iets dat je altijd alleen doet, of kun je ook samen dromen? Kunnen meerdere mensen de zelfde droom hebben
Kun je nog steeds vrienden zijn met iemand die een andere droom heeft dan jij?
Wat kun je doen om je droom uit te laten komen?
Wie kun je hiervoor om hulp vragen?
Sluit af met de volgende vraag (hotspot 3)
Waar zouden films met dit thema over kunnen gaan, denk je?
(Over wat voor soort dingen? Wat zou er in de films allemaal kunnen gebeuren? Over wie denk je dat de films gaan? Waar zouden ze zich af spelen?)
Droom-slang denken
"Ik droomde dat..."
Slide 6 - Tekstslide
10 min. - doe-opdracht: kennismaking met het thema (1)
Doe opdracht 1: Droom-slang denken.
Voor de docent In het merendeel van de films die jullie gaan kijken heeft de droom te maken met een verlangen van de hoofdpersoon en een probleem wat tussen hen en hun droom in staat. In de film wordt er vervolgens naar een oplossing gezocht voor dat probleem.
Deze opdracht is een denkoefening waarbij we de fantasie - en bij variant 3 ook het probleemoplossend vermogen - aan het werk zetten.
Er zijn drie verschillende varianten. Je kunt ze alle drie in volgorde doen, of er 1 kiezen die het best bij jouw klas past of die je het meest aanspreekt.
Je kunt de slang starten door te zeggen "Ik droomde dat...(noem eerste situatie)"
1. van kwaad tot erger: gelukkig was het maar een droom.
Vraag de leerlingen om om de beurt iets te bedenken waardoor de situatie nóg erger wordt.
Voorbeeld: Ik droomde dat ik me had verslapen en ik vertrok daardoor te laat naar school - nog erger: onderweg stapte ik in een regenplas - nog erger: en er zat een gat in mijn schoen - nog erger: en toen werden mijn sokken ook nog nat - nog erger: en het waren precies mijn lievelingssokken. (etc.).
Je kunt de slang stoppen met "Toen werd ik wakker en gelukkig was het maar een droom."
2. van goed naar beter: wat een heerlijke droom. Vraag de leerlingen om iets te bedenken, waardoor de situatie steeds beter wordt.
Voorbeeld: Ik droomde dat ik vandaag vrij was - nog beter: ik mocht lekker buiten spelen - nog beter: en de zon scheen - nog beter: dus we konden gaan zwemmen - nog beter: en tijdens het zwemmen kwam ik een dolfijn tegen - nog beter: en een dolfijn is mijn lievelingsdier, etc.
Je kunt de slang stoppen door te zeggen: "Toen werd ik wakker. Wat een heerlijke droom!"
3. omdenken: gelukkig valt het mee.
Deze slang is iets ingewikkelder en combineert beide ideeën. Vraag de leerlingen om 'om te denken'. (Help ze daarbij op weg door bijvoorbeeld te zeggen "maar wat een pech, want..." of "maar gelukkig...")
Voorbeeld: Ik droomde dat ik me vanmorgen verslapen had en daardoor te laat naar school vertrok - maar gelukkig stond de bus nog op me te wachten. - oh jee wat een pech, de band van de bus was lek, maar gelukkig wist ik hoe ik hem moest plakken - oh jee, wat een pech ik had mijn plakspullen niet bij, maar gelukkig kon ik mijn ouders bellen om me te helpen, etc.
Je kunt de slang stoppen met "Toen werd ik wakker. Wat een onrustige nacht. Gelukkig was het maar een droom."
Je kunt de leerlingen 1 voor 1 de beurt geven of hen vragen om hun vinger op te steken als ze een goed idee hebben van hoe de droom verder zou kunnen gaan.
Vertel de leerlingen: Als we dromen, gebruiken we onze fantasie. We bedenken bijvoorbeeld hoe iets zou kunnengaan. Dat gaan we nu ook doen. Ik begin met een situatie en om de beurt gaan we bedenken hoe de droom verder gaat. Zo vormen we met elkaar een lange slang.
Geef hen eventueel eerst een voorbeeld en start dan de slang door te zeggen "Ik droomde dat..."
Doe je alleen deze opdracht en niet de opdracht van slide 7? Sla slide 8 dan ook over.
Toekomstdromen tekenen
Hoe zie jij de toekomst voor je?
Slide 7 - Tekstslide
10 min. - doe-opdracht: kennismaking met het thema (2)
Doe opdracht 2:
Toekomstdromen tekenen
Voor de docent
In het merendeel van de films die jullie gaan kijken heeft de droom te maken met een verlangen van de hoofdpersoon. In de film willen de hoofdpersonen iets teweeg brengen, zodat hun (directe) toekomst verbetert. Bijvoorbeeld: het vinden van een ouder om mee te gaan op de sportdag die binnenkort is of de stad op zo'n manier veranderen, dat er voortaan vrij geskate kan worden.
In deze oefening maken de leerlingen een tekening over een eigen toekomstdroom. Dat kan een kleine of een grote droom zijn. Je kunt de opdracht aan laten sluiten bij een thema dat in de klas speelt, of je kunt 1 van onderstaande ideeën gebruiken:
Wat wil je later worden?
Waar zou je ooit eens naar op reis willen?
Wat voor kleren denk je dat mensen dragen in het jaar 2050?
Hoe denk je dat de straat (of Nederland, of de wereld) er uit ziet over 100 jaar?
Aan de hand van slide 8 kunnen de leerlingen hun ideeën aan elkaar presenteren.
Differentiatie of verdieping:
In plaats van tekenen, kun je er ook voor kiezen om de leerlingen hun ideeën op te laten schrijven.Bij meer tijd, kun je de leerlingen ook vragen om beide te doen: een tekening bij een opstel over een toekomstdroom of andersom.
Presenteren!
Wat is je idee voor de toekomst? Wat heb je getekend/beschreven/gemaakt??
Kun je hier iets meer over vertellen?
Wat was er lastig aan de opdracht?
Wat vind je het best gelukt aan je idee/ kunstwerk?
Slide 8 - Tekstslide
5-10 min. - presenteren
Voor de docent
Laat de leerlingen hun tekeningen/ideeën aan elkaar presenteren. Gebruik de hulpvragen op deze slide om het gesprek op gang te brengen.
Omwille van de tijd kun je een aantal leerlingen vragen om hun werk te presenteren, of kun je de leerlingen in groepjes onderling laten uitwisselen.
Hebben de leerlingen zelf nog vragen voor elkaar?
1.
2.
Hadu
Semiotics of the Home
Slide 9 - Tekstslide
10 min. - Kennismaken met de films
Voor de docent
We gaan nu kort kennismaken met de films die de leerlingen volgende keer in het theater gaan zien. Het doel hiervan is om te oefenen met actief informatie halen uit de beelden die ze zien en dat kunnen uitleggen aan anderen. Daarnaast prikkelen we de verbeeldingskracht: film is immers het vertellen van verhalen.
Bij het bespreken van de film stills zijn alle antwoorden goed. Wel wordt gestimuleerd om de leerlingen te vragen om hun antwoord toe te lichten.
Vertel de leerlingen
Je kunt wel 100 verschillende films maken over dit thema. De volgende les gaan jullie naar het filmtheater om daar samen met een moderator (dat is een soort filmdocent) 4 films te bekijken én te bespreken die met het thema 'Durf te Dromen' te maken hebben.
Al deze plaatjes komen uit die films.
Plaatje 1: Hadu
Waar denk je dat deze film over gaat?
Denk je dat het een spannende, zielige of grappige film gaat zijn? Waarom denk je dat?
Over de film: Hadu gaat over het meisje Simi. Simi mist haar oma heel erg. In de film bedenkt Simi een manier om haar oma weer dichtbij zich te voelen. Maar niet alles gaat zoals gehoopt.
Plaatje 2: Semiotics of the Home
Wat zie je allemaal op deze afbeelding (benoem de losse elementen)
Waar denk je dat deze film over gaat?
Is het een serieuze of grappige film? Waarom denk je dat?
Over de film: In deze film gaan we kijken naar allerlei grote machines die normaal gebruikt worden voor het bouwen van huizen. Alleen bouwen ze nu geen huizen, maar voeren ze allemaal handelingen uit die je juist van de mensen in de huizen zou verwachten.
(Op de volgende slide vind je de foto's van de laatste twee films)
3.
4.
Skate the City
Moustache
Slide 10 - Tekstslide
10 min. - (vervolg) Kennismaken met de films
Vertel de leerlingen
Plaatje 3: Skate the City
Waar denk je dat deze film over gaat?
Denk je dat het een verzonnen film is of een film over echte mensen?
Wat betekent 'city'? (stad)
Over de film: Skate the City gaat over een groep skatende vrienden. Samen dwalen ze door de stad, op zoek naar een plek om te skaten. Overal worden ze weggestuurd. Uiteindelijk gaan ze zelf op het stadhuis hun rechten opeisen. Daar is veel lef voor nodig, maar dat heeft Pippa in overvloed.
Plaatje 4: Moustache
Waar denk je dat deze film over gaat?
Denk je dat het een verzonnen film is of een film over echte mensen
Wat betekent 'moustache'? (snor)
Over de film:
Moustache gaat over Dalou. Binnenkort is het ouder-kind-sportdag, maar Dalou zijn moeder kan niet en hij heeft geen vader die mee kan. Zijn vriendin Coco stelt voor om op zoek te gaan naar een invalvader. Dat lijkt Dalou wel wat! Maar waar moet de perfecte vader aan voldoen? En hoe vind je die? Tijdens hun zoektocht leren Dalou en Coco elkaar van een andere kant kennen.
1.
2.
3.
4.
Slide 11 - Tekstslide
10 min. - (vervolg) Kennismaken met de films
Vertel de leerlingen
We hebben nu zelf gedroomd over waar de film over zouden kunnen gaan én we hebben gehoord waar ze echt over gaan.
Welke film lijkt je het leukst? Waarom denk je dat?
Wat vond je van de les en de opdracht?
Wat heb je geleerd wat je hiervoor nog niet wist?
Waar zou je graag meer over willen leren?
Afronding
Binnenkort bezoeken we een filmtheater. We bekijken 4 films en gaan tussendoor in gesprek met een moderator (filmdocent) van IFFR.
Slide 12 - Tekstslide
5 min. - Reflecteren en afronden
Bespreek de hotspots
Wat vond je van deze les en de opdracht?
Wat heb je geleerd wat je hiervoor nog niet wist?
Waar wil je graag nog meer over leren?
De volgende les gaan de leerlingen naar het filmtheater. Daar zal een moderator van IFFR de kinderen ontvangen en met hen in gesprek gaan tussen de films door.
Voor sommige leerlingen kan het de eerste keer zijn dat ze naar het filmhuis gaan. Dat kan best spannend zijn.
Op de volgende slide vind je het filmpje 'Hoe bezoek je een filmtheater?'. Bekijk deze met de leerlingen.
Check na het kijken of leerlingen nog vragen hebben over het bezoek, zodat ze goed voorbereid op pad gaan en weten wat hen te wachten staat.
reflecteer en kom terug op het leerdoel (evt.met werkvorm) - 5 min.
Bekijk het filmpje 'Hoe bezoek je een filmtheater'.
Zijn er nog vragen?
Slide 13 - Tekstslide
5 min. - (vervolg) Reflecteren en afronden
Bekijk het filmpje en behandel eventuele vragen van de leerlingen naar aanleiding van het filmpje en/of de les.
Alvast veel kijkplezier!
Slide 14 - Tekstslide
Dit is de laatste slide van de LessonUp voorafgaand aan het filmbezoek.
Je vindt de LessonUp voor na het filmbezoek op de website.
Veel plezier bij het kijken van het filmprogramma!
Voor vragen over dit programma of over je bezoek aan het festival kun je terecht bij het educatie team van IFFR via education@iffr.com.