Planten

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Bladeren zijn...
A
cellen
B
weefsel
C
organen
D
orgaanstelsel

Slide 3 - Quizvraag

De geslachtsorganen zitten in:
A
bloemen
B
bladeren
C
stengels
D
wortels

Slide 4 - Quizvraag

De functie van wortels is
A
stevig vast zetten in de grond
B
water en mineralen opnemen
C
voortplanten en voeding opslaan
D
allemaal

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Tweejarige planten
A
ontkiemen pas het tweede jaar
B
bloeien pas het tweede jaar

Slide 7 - Quizvraag

Zaden zijn gevuld met vet en zetmeel omdat
A
mensen ze dan kunnen eten
B
de plant hier het volgende jaar voedsel uit kan halen
C
zaden nog geen fotosynthese maken
D
zaden dan kunnen groeien

Slide 8 - Quizvraag

Zaadjes hebben het volgende nodig om te kunnen groeien
A
water
B
licht
C
glucose
D
koolstofdioxide

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels. Hierdoor wordt
A
Glucose omgezet in zuurstof
B
Zuurstof omgezet in glucose
C
glucose omgezet in koolstofdioxide
D
koolstofdioxide omgezet in glucose

Slide 12 - Quizvraag

Als bladgroenkorrels veranderen in kleurstofkorrels, dan kan er geen fotosynthese meer plaatsvinden
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin klopt?
A
planten in het licht maken fotosynthese
B
planten in het donker maken fotosynthese
C
groene delen van planten in het donker maken fotosynthese
D
groene delen van planten in het licht maken fotosynthese

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

huidmondjes kunnen lucht ademen. Welke gas gaat naar binnen en welke naar buiten voor de fotosynthese?
A
zuurstof naar binnen, koolstofdioxide naar buiten
B
zuurstof naar buiten, koolstofdioxide naar binnen

Slide 17 - Quizvraag

Vaatbundels bestaan uit houtvaten en bastvaten. Wat wordt er vervoerd door houtvaten?
A
water met mineralen gaan naar boven naar de bladeren
B
water met glucose gaan naar beneden en naar de bloemen
C
mineralen met glucose gaan naar boven naar de bladeren
D
Glucose met mineralen gaan naar beneden en naar de bloemen

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

insecten bloemen hebben...
A
felle kleuren, stamper buiten de bloem en ruiken lekker
B
felle kleuren, stamper in de bloem en ruikt lekker
C
felle kleur, stamper buiten de bloem en geen geur
D
felle kleuren, stamper in de bloem en geen geur

Slide 22 - Quizvraag

Bestuiving is
A
Stuifmeel komt op de bloem van dezelfde soort
B
stuifmeel komt op de stempel van dezelfde soort
C
stuifmeel komt op de stamper van dezelfde soort
D
stuifmeel komt op de stempel van een bloem

Slide 23 - Quizvraag

De bevruchting van een plant gaat via dat deel wat de navel gaat worden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Het zaadbeginsel wordt ..1..
En het vruchtbeginsel wordt ..2..
A
1=eicel 2=zaadje
B
1=zaadje 2=navel
C
1= zaadje 2=vrucht
D
1= eicel 2= navel

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide