Creatief schrijven: les 4

Creatief schrijven: les 4
Creatief schrijven: les 4 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Creatief schrijven: les 4
Creatief schrijven: les 4 

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al over het schrijven van dialogen?

Slide 2 - Woordweb

Wat is een dialoog?
  • Gesprek tussen twee of meer personen
Wat is nodig?
  • Een conflict (probleem): de personages hebben allebei een ander doel
  • Motorisch moment: er gebeurt iets waardoor er iets verandert voor het personage / komt tegenspeler tegen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een goede dialoog?
Een goede dialoog onthult informatie over de personages, bevordert de plot en klinkt natuurlijk. Het moet ook de lezer of kijker boeien en de emoties van de personages overbrengen.

Slide 4 - Tekstslide

Tips 
  1. Gebruik natuurlijke taal en spreekstijl. 
  2. Toon in plaats van te vertellen. 
  3. Voeg conflict of spanning toe. 
  4. Laat ruimte voor verbeelding van de lezer.

Slide 5 - Tekstslide

Wat maakt een dialoog sterk?
Een sterke dialoog heeft subtekst, onthult karaktermotivaties en bevordert de verhaallijn. Het creëert ook een gevoel van realisme en betrokkenheid bij de lezer.

Slide 6 - Tekstslide

Valkuilen vermijden
Vermijd onnatuurlijk klinkende dialogen, overdreven exposities en eenvormige stemmen voor verschillende personages.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat valt op?
Wat kun je zeggen over de situatie?
Wat kun je zeggen over de personages?
Wat is er veranderd?

Is het gesprek duidelijk voor elkaar?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat valt op?
Wat kun je zeggen over de situatie?
Wat kun je zeggen over de personages?
Wat is er veranderd?

Is het gesprek duidelijk voor elkaar?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat valt op?
Wat kun je zeggen over de situatie?
Wat kun je zeggen over de personages?
Wat is er veranderd?

Is het gesprek duidelijk voor elkaar?

Slide 13 - Tekstslide