Creatief schrijven

Creatief schrijven
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Creatief schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Dialoog schrijven voor toneel/film

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen:
Na deze les:
- weet je het verschil tussen een monoloog en een dialoog.
- ken je de begrippen conflict, miscommunicatie en motorisch moment.
- het gebruik maken van interpunctie bij dialogen.
- Dialoog structuur herkennen
- Nut van dialogen in teksten


Slide 3 - Tekstslide

Wat lever je in aan het eind?
  1. Je monoloog
  2. Je dialoog die je samen hebt geschreven
  3. Je eigen dialoog 

Maak dus één bestand aan met de naam:
Creatief schrijven-je naam- klas
Dit lever je in via magister opdrachten

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een monoloog?
  • Een tekst uitgesproken door één persoon, meestal op het toneel
  • Het personage spreekt zijn of haar gedachten hardop uit
  • Geschreven vanuit jezelf (dus in de 'ik'-vorm)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Schrijfopdrachtje:
  • Schrijf een monoloog vanuit een keukenvoorwerp (soeplepel, mes, mixer, etc.).
  • Hoe voelt het voorwerp zich? Blij/verdrietig/eenzaam/boos?
  • Vertel niet wie je bent, laat de anderen het raden.



Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld (rara wat ben ik?)
Ik voel dat dit een geweldige dag gaat worden. Eindelijk kan ik weer eens iets doen. Soms sta ik wekenlang alleen maar stilletjes voor me uit te staren, terwijl iedereen om mij heen het zo druk heeft en zich nuttig voelt. Maar vandaag....ik kan mijn geluk niet op, vandaag is mijn dag! Het begon vanmorgen al: er werden allemaal slingers en ballonnen opgehangen. En ik weet wat dat betekent: iemand viert zijn verjaardag. Dan hebben ze mij nodig, want met een vork of lepel lukt het niet, dan moet je veel te hard roeren. Nee, met mij gaat het een stuk beter. Je moet alleen even de stekker in het stopcontact doen en wat ingrediënten toevoegen, dan draai ik heel veel rondjes tot ik er een beetje misselijk van word. Als alles glad is, zit mijn taak erop.

:-) 

Slide 8 - Tekstslide

Schrijfopdrachtje:
  • Schrijf een monoloog vanuit een keukenvoorwerp (soeplepel, mes, mixer, etc.).
  • Hoe voelt het voorwerp zich? Blij/verdrietig/eenzaam/boos?
  • Vertel niet wie je bent, laat de anderen het raden.



timer
30:00

Slide 9 - Tekstslide

Dialoog

Slide 10 - Woordweb

Wat is een dialoog?
  • Gesprek tussen twee of meer personen
Wat is nodig?
  • Een conflict (probleem): de personages hebben allebei een ander doel
  • Motorisch moment: er gebeurt iets waardoor er iets verandert voor het personage / komt tegenspeler tegen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat valt op?
Wat kun je zeggen over de situatie?
Wat kun je zeggen over de personages?
Wat is er veranderd?

Is het gesprek duidelijk voor elkaar?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat valt op?
Wat kun je zeggen over de situatie?
Wat kun je zeggen over de personages?
Wat is er veranderd?

Is het gesprek duidelijk voor elkaar?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat valt op?
Wat kun je zeggen over de situatie?
Wat kun je zeggen over de personages?
Wat is er veranderd?

Is het gesprek duidelijk voor elkaar?

Slide 17 - Tekstslide

Dialoog schrijven
Bedenk:
  • Twee personages (wie zijn het, hoe kennen ze elkaar, enz.)
  • Karakter personages (vrolijk, sarcastisch, bozig, bazig)
  • Een plek (in de winkel, in een park, op een feestje, enz.)
  • Een situatie (ruzie, ongeluk, uit de klas gestuurd, boete)
  • Denk aan conflict en motorisch moment

Slide 18 - Tekstslide

Je schrijft het zo op:

Wolf: "Goedemorgen, Roodkapje."
Roodkapje: "Dag, Wolf."
Wolf: "Waar ga je zo vroeg naar toe?"
Roodkapje: "Naar grootmoeder."

Slide 19 - Tekstslide

Instructie
Wat ga je doen? Een dialoog schrijven van één a4-tje in duo's
Hoe? Je bedenkt eerst twee personages, een plek en een situatie en schrijft samen de dialoog 
Hulp? De docent loopt rond voor vragen
Tijd? 40 minuten
Uitkomst? Laat een ander tweetal je dialoog lezen
                       Geef feedback op elkaars dialoog
Klaar? Ga je zelf een dialoog schrijven 
timer
40:00

Slide 20 - Tekstslide

Pauze
Met 30 minuten zijn jullie weer terug
11:00 terug

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht die je moet inleveren
Je gaat een eigen dialoog schrijven

Dingen die in de spreektaal zo bij elkaar horen dat ze in één adem worden uitgesproken, ken je vast en zeker. Een kop en een schotel, een pen en een potlood, een pan en een deksel, een stoffer en een blik, enz.



Slide 22 - Tekstslide

Stel je nu eens voor dat deze dingen uit je eigen omgeving met elkaar kunnen praten.
Lees nu eens het gesprekje tussen het uurwerk van een klok en de grote wijzer. Zo’n gesprekje noemen we een dialoog.
Uurwerk: “He grote wijzer, waar ga je nu heen?”
Wijzer: “Ben even een minuutje weg, maar ben zo terug.”
Uurwerk: “Waar ben je toch geweest, ik was je kwijt.”
Wijzer: “Ik kon het niet meer houden, ik kreeg een zetje in mijn rug.”

Slide 23 - Tekstslide

Hoe pak je dit aan?
Bedenk eerst je personages
Zijn ze blij/verdrietig/teleurgesteld/boos/verliefd, of iets anders
Wat gebeurt er dan?
Wat zijn de karakters van je personages?
Zijn ze blij/opgewonden/sarcastisch/dommig/of iets anders.


timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Eisen
Minimaal 300 woorden, maximaal 350 woorden
opgemaakt met standaard marges, 12-punts lettergrootte en een regelafstand van 1,5
Let op je spelling
Interpunctie (hoofdletters, punten, komma's)
Duidelijk dialoog zijn

Slide 25 - Tekstslide

Schrijf je tekst
Lever hem aan het eind van de ochtend in via magister opdrachten. (monoloog, dialoog in tweetal en eigen dialoog)
Let op je spelling en interpunctie!
Ben je klaar? Laat een andere leerling je verhaal lezen en vraag om feedback. Pas zo nodig dingen aan!
timer
50:00

Slide 26 - Tekstslide

Wat vond je van het creatief schrijven?
niet leuk
wel leuk
leuk
Heel leuk

Slide 27 - Poll