1MH3 3 oktober

Nederlands 1MH3 week 40
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands 1MH3 week 40

Slide 1 - Tekstslide

Regels
1. Zit op je vaste plaats
2. Ga niet in discussie als je docent iets aan je vraagt
3. Niet praten tijdens uitleg, stil lezen, alleen werken (stoplicht)

waarschuwing -> andere plek -> strafwerk -> 
de les uit, ouders bellen, les inhalen in vrije tijd

Slide 2 - Tekstslide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Huiswerk op je bureau
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 4 - Tekstslide

Week 39  - 26 september t/m
2 oktober 2022

Weektaak af: vrijdag 30 september eind van de dag 
  • Iedere les je leesboek bij je 
  • Deze week: meervoudsvormen en bijvoegelijk naamwoord nakeken
  • H3: Overtuigen en Beschouwen
  • H4: Activeren en Amuseren
  • Proefwerk: 5 oktober
  • H

Slide 5 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 6 - Tekstslide

Rapportperiode 2
  • Lezen hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4: proefwerk (3x)
  • Grammatica zinsdelen en woordsoorten: proefwerk (3x)
  • Schrijven: proefwerk (2x)
  • Boekentoets: so (1x, totaal over drie rapporten)
  • Taaluur: O/V/G

Slide 7 - Tekstslide

Wat moet je leren voor je toets op 10 oktober?
Hoofdstuk 2 Onderwerp
Hoofdstuk 3 Hoofdgedachte
Hoofdstuk 5 Alinea's en kernzinnen
Hoofdstuk 7 Deelonderwerpen

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week 

gisteren
  • wat overtuigende en beschouwende teksten zijn

vandaag
  • wat activerende en amuserende teksten zijn

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Vorige week zijn we gestart met zoekend lezen en hebben we geleerd hoe we informatie in een tekst kunnen vinden. 

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Controleer  weektaak  5. 

De antwoorden staan aan het eind van de les.

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt uitleg over je leerdoelen voor deze week.

Slide 12 - Tekstslide

Wat weet je nog over het verschil tussen overtuigende en informerende teksten?
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

Informerende teksten
  • Schrijver geeft feiten  (objectief, controleren)
  • Tekstdoel: iets leren van de tekst 
Overtuigende teksten 
  • Schrijver geeft mening (niet te controleren)
  • Tekstdoel: je van mening doen veranderen door argumenten





Slide 14 - Tekstslide

Overtuigende tekst herkennen
We hebben al geleerd wat een informerende tekst is (h2)
Nu: overtuigen

* Mening van de schrijver
* Schrijver wil gelijk krijgen door te overtuigen
* Schrijver geeft argumenten --> Je moet een regenjas aandoen, WANT (argument) het regent



Slide 15 - Tekstslide

Wat weet je nog over het verschil tussen overtuigende en beschouwende teksten?
timer
1:00

Slide 16 - Open vraag

Beschouwende teksten
  • Informatief en meningen
  • Schrijver geeft argumenten van beide kanten
  • Tekstdoel: je helpen een mening te vormen over het onderwerp
Overtuigende teksten 
  • Overtuigende teksten
  • Schrijver geeft mening (niet te controleren)
  • Tekstdoel: je van mening doen veranderen door argumenten







Slide 17 - Tekstslide

Zo lees je zoekend

Bekijk de titel en tussenkopjes. Je weet dan snel waar je moet zoeken.
Kijk naar anders gedrukte woorden (vet, schuin, gekleurd, onderstreept).

Let op opvallende tekens (bolletjes, nummeringen, sterretjes, enzovoort), tabellen, grafieken en afbeeldingen. Als je bijvoorbeeld de toegangsprijs van een concert zoekt, let je op een getal en op het euroteken (€). Als je zoekt waar het concert is, let je op de afbeelding van het kaartje, de routebeschrijving of op de afkorting voor kilometer (km).

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Huiswerk
Maandag 3 oktober 6e uur
Leer de betekenissen van de woorden van blz. 13 en 17 uit je hoofd
Maak opdracht 1, 2 en 3 van blz. 18 en 19

TOETS: 5 oktober

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Geef voorbeelden van activerende teksten
timer
1:00

Slide 23 - Open vraag

H4 Activerende teksten
Lijkt op overtuigend
Tekstdoel: overtuigen EN je tot actie bewegen (= iets doet met de tekst)

Amuseren
Tekstdoel: plezier beleven aan de tekst

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk maken
  1. Begin alvast met je huiswerk
  2. Toets op 5 oktober
  3. Morgen geen Nederlands

Slide 25 - Tekstslide

Opdrachten voor deze week 
  • Maak opdracht 1 t/m 4 + 6, 7 vanaf 14
    Eerst klassikaal opdracht 6 lezen

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden huiswerk vandaag
Opdracht 1

d beschouwend
e overtuigend
f beschouwend

Slide 27 - Tekstslide

Antwoorden huiswerk vandaag
Opdracht 3
d Mening: Eet minder vlees!
Argument: Dan doe je tenminste écht iets voor het milieu.

e Mening: Het is raar dat rottweilers ‘hoogrisicohonden’ zijn.
Argument: Mechelse herders staan niet op die lijst én zijn toch veel meer betrokken bij bijtincidenten.

Slide 28 - Tekstslide

Antwoorden huiswerk vandaag
Opdracht 4
c De dochter vindt het belachelijk dat ze moet meebetalen aan het huishouden.
d De dochter ondersteunt haar mening met de volgende twee argumenten: Niemand van haar vrienden hoeft iets te betalen. Haar moeder moet het gewoon fijn vinden dat ze bij haar wil wonen.

e Mening: Het is raar dat rottweilers ‘hoogrisicohonden’ zijn.
Argument: Mechelse herders staan niet op die lijst én zijn toch veel meer betrokken bij bijtincidenten.

Slide 29 - Tekstslide

Morgen
Terugblik hoofdstuk 2  en 3

Begin met hoofdstuk 4: 
activeren en amuseren

Slide 30 - Tekstslide

Inleveren huiswerk
Maak een foto van je huiswerk en lever in via LessonUp, uiterlijk 16 februari.

Eerder mag altijd!

Slide 31 - Tekstslide

Inleveren weektaak

Slide 32 - Open vraag

Inleveren weektaak

Slide 33 - Open vraag

Inleveren weektaak

Slide 34 - Open vraag

Inleveren weektaak

Slide 35 - Open vraag

Inleveren weektaak

Slide 36 - Open vraag

Nakijken

Slide 37 - Tekstslide

Nakijken weektaak 4
Maak de startopdracht op bladzijde 64

Maak opdracht 1 op bladzijde 65

Maak opdracht 2 op bladzijde 66

Slide 38 - Tekstslide

Startopdracht 1 bladzijde 64
1 A Hoe je kunt zien dat iemand blij is met zijn cadeau
2 Je weet welke gebaren je moet maken om te laten zien dat je blij bent met het cadeau. Je kunt met die gebaren goed verbergen als je het cadeautje afschuwelijk vindt.


Slide 39 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 65
1 Uitagenda Rotterdam: wat er in Rotterdam te doen is in november
2 Je kijkt onder het kopje Inhoud.
3 Onder het kopje: Welkom Goedheiligman. Daaronder staat cursief gedrukt: 15 november.
4 Onder het kopje Rotterdamse Popweek
5 Waarschijnlijk wel; door het bijzondere onderwerp Torre David en het woord spectaculair.

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 65
6 De bibliotheek wil meer lezers en leden krijgen. Dat doen ze door lezers in contact te brengen met schrijvers.
7 12,00 euro
8 Een choreograaf ontwerpt dansen.
9 De lezer kan dan de datum alvast noteren of kaarten reserveren.
10 Ja, je hoeft niet in Rotterdam te wonen om de evenementen te bezoeken.

Slide 41 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 66
1 Aan het kopje ‘Kritiek’ (al. 5)
2 B Sinterklaas
3 Je krijgt waarschijnlijk op de laatste vraag geen antwoord, omdat je daarover geen tussenkop vindt. Onder de tussenkop Feest van heiligen en Wijdverspreid vind je de antwoorden op wat Halloween is en waarom het populair is.
4 verbastering is vervorming. In alinea 2 staat dat Halloween komt van All Hallows’ Eve.
5 All Hallows’ Eve (de avond voor/ van Allerheiligen) is de avond voor Halloween. Dat is vermoedelijk verbonden met Halloween.
De Kelten geloofden dat op de avond van All Hallows’ Eve de geesten van gestorvenen bezit konden nemen van de levenden. Wanneer je je als skelet verkleedde zou je de geesten op die manier kunnen misleiden. Op Allerheiligen zouden de geesten van de gestorvenen verdreven zijn.

Slide 42 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 66
6 Mensen geven snoep (treat)
7 Strouken noemt twee redenen: mensen zijn ermee opgegroeid. Het is een gewoonte / traditie. De tweede reden is dat mensen het leuk vinden om zich te verkleden (en even ver van de hectische wereld te zijn)
8 Bejaarden zijn er niet mee opgegroeid, want het is een feest dat nog niet zo lang in Nederland gevierd wordt.
9 Feesten in pretparken (zoals Fright Night in Walibi) en de verkoop van artikelen (zoals pompoenvlaggetjes, nepspinnen en heksenhoeden en kostuums).
10 Redenen waarom mensen kritiek hebben op het Halloweenfeest.
11 Eigen antwoord


Slide 43 - Tekstslide

Weektaak 6 afgerond

Slide 44 - Tekstslide