Klas 1 week 49 regelmatige ww -er

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

BONJOUR

Leerdoel

Na deze les kan je de regelmatige werkwoorden die op -er eindigen zelf vervoegen

Dansen

Werkwoorden

In het Nederlands eindigen de meeste werkwoorden op -en:

Kennen, werken, luisteren, spelen, zwijgen, hebben, mogen, brengen, zitten, laten, rennen, dansen, schreeuwen, balen, slapen, blijven, worden, draaien, voetballen, tennissen, varen, vissen, mogen....

In het Frans

eindigen de meeste ww-en op -er, jullie kennen al:

Manger (eten)

Détester (hekel hebben aan) !

Aimer (houden van) !

Préférer (liever hebben) !

Acheter (kopen)

Adorer (dol zijn op) !

Meer dan 80%

Van alle werkwoorden in het Frans eindigen op -er en kan je dus op dezelfde manier vervoegen

Huh? Vervoegen?

Vervoegen is het maken van een rijtje zoals:

Ik dans

Jij danst

Hij/zij danst

Wij dansen

Jullie dansen

Zij dansen

Hoe doe vervoeg ik werkwoorden die eindigen op -er

1. Je bepaalt de stam van het ww

2. Dat doe je door -er eraf te halen

3. Achter de stam zet je de juiste uitgang

Uitgangen

Je -e

Tu -es

Il/Elle/On -e

Nous -ons

Vous -ez

Ils/Elles -ent

En dus:

We nemen het werkwoord danser (dansen)

1. we bepalen de stam: -er eraf halen

2. we houden over dans (=stam)

3. we zetten de juiste uitgang achter de stam

Hoe ziet dat eruit?

Je danse (ik dans)

Tu danses (jij danst)

Il/elle/on danse (hij/zij/men danst)

nous dansons (wij dansen)

Vous dansez (jullie dansen)

Ils/elles dansent (zij dansen)

Etre of avoir?

Le - La - L' - Les

Met de regelmatige werkwoorden: aimer, adorer, préférer en détester is iets bijzonders aan de hand...

Na deze werkwoorden gebruik je in het Frans een lidwoord. In het Nederlands niet!

Voorbeelden

Mes parents adorent le tennis

Je préfère la musique

Adam détèste l'histoire

Tu aimes beaucoup les chats?

Wat is 'ik dans' (dansen = danser)

1. tu danses
2. je danse
3. il danse
4. elle danse

Wat is 'jij danst' (dansen = danser)

1. tu danses
2. je danse
3. il danse
4. elle danse

Wat is 'hij danst' (dansen = danser)

1. tu danses
2. je danse
3. il danse
4. elle danse

Wat is 'wij dansen' (dansen = danser)

1. nous dansons
2. vous dansez
3. ils dansent
4. elles dansent

Wat is jullie dansen (dansen = danser)

1. nous dansons
2. vous dansez
3. ils dansent
4. elles dansent

Vertaal: ik zing
(zingen = chanter)

De werkwoorden op -er zijn best te doen