Je krijgt een kaartje met een bepaalde houding, emotie of uitstraling. De andere leerling is een levend standbeeld dat door jou geboetseerd moet worden. Geef aanwijzingen over houding, handen, gezicht, mond, ogen ...
Voor de beeldhouwer:
Wees concreet, maar benoem niet wat op het kaartje staat.
Voor het standbeeld:
Neem de aanwijzingen heel letterlijk.