Examentraining Klas 4

Oefenen voor tentamen en centraal examen
Is sprake van veel tekst daarom voorleesfunctie dyslexie. (Tijdens examen)
Rekenkaart mogelijk voor dyscalculie





1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Oefenen voor tentamen en centraal examen
Is sprake van veel tekst daarom voorleesfunctie dyslexie. (Tijdens examen)
Rekenkaart mogelijk voor dyscalculie





Slide 1 - Tekstslide

Examentraining
  • afronden op 1 decimaal staat dan moet je dit ook letterlijk   doen
  • leg uit/ laat berekening zien dan moet je die ook doen anders geen punten.
  • Je mag Nederlands woordenboek meenemen
  • Bekijk NOSSTORIES Economie

Slide 2 - Tekstslide

  • 1 antwoord vragen en je geeft er twee geldt altijd het eerste   antwoord
  • tekst goed lezen. Wat bedoelen ze? Wat willen ze weten?
  • Duidelijk schrijven.
  • niet € vergeten op te schrijven
  • twee decimalen bij Euro opschrijven dus € 35,7 maar € 35,70

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

TIPS

Slide 8 - Tekstslide

Lorenzcurve en secundaire inkomensverdeling

Ook van de secundaire inkomensverdeling kun je een Lorenzcurve tekenen.

Bij een progressief belastingstelsel betalen de rijkeren relatief meer belasting en premies dan de armeren, dus er is sprake van nivellering.

De Lorenzcurve van de secundaire inkomensverdeling ligt daarom minder ver van de diagonaal.

Slide 9 - Tekstslide

Inkomensverdeling
Inkomensherverdeling in de Lorenz curve:

- Rode lijn: primaire inkomens
- Blauwe lijn: secundaire inkomens

Slide 10 - Tekstslide

Lorenz curve
blauwe lijn = 
eerlijke verdeling

Rode lijn = 
echte verdeling in een land

Slide 11 - Tekstslide

Lorenz curve
Armste 20%
Rijkste 20%

Slide 12 - Tekstslide

Lorenz curve
De rijkste inwoners staan rechts van de grafiek.
De armste inwoners staan links van de grafiek.

Slide 13 - Tekstslide

Welke markt zie je?
timer
0:20
A
concrete markt
B
abstracte markt

Slide 14 - Quizvraag

Een markt waar de vragers en aanbieders bij elkaar komen.
 Een markt waar De vragers en aanbieders zijn niet op dezelfde plek. 
Concrete markt
Abstracte markt

Slide 15 - Sleepvraag

De woningmarkt is
A
een abstracte markt
B
een concrete markt

Slide 16 - Quizvraag

Als de importwaarde groter is dan de exportwaarde op je betalingsbalans dan heb je:
A
een overschot op de betalingsbalans
B
een tekort op de betalingsbalans
C
een evenwicht op de betalingsbalans

Slide 17 - Quizvraag

Elk land dat internationale handeldrijft, heeft een betalingsbalans. Nederland exporteert in waarde meer dan het importeert.
Hoe ziet de betalingsbalans van Nederland eruit?
A
De betalingsbalans vertoont een evenwicht.
B
De betalingsbalans vertoont een overschot.
C
De betalingsbalans vertoont een tekort.
D
Er is geen betalingsbalans.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe boller de curve van een Lorenzcurve hoe groter de
A
Inkomensgelijkheid
B
Inkomensongelijkheid
C
bevolking
D
bevolkingstoename

Slide 19 - Quizvraag

Welke Lorenzcurve past bij de situatie van Liberia?
A
Links
B
Rechts

Slide 20 - Quizvraag

Lorenzcurve: hoeveel % van de inkomsten gaat naar armste 50% van de bevolking?
A
Ongeveer 10%
B
Ongeveer 50%
C
Ongeveer 90%
D
Ongeveer 60%

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van ontwikkelingslanden?

A
voldoende geld
B
veel analfabetisme
C
weinig onderwijs
D
veel armoede

Slide 22 - Quizvraag

Wat is géén oorzaak van armoede?
A
Politieke stabiliteit
B
Slechte infrastructuur
C
Protectiemaatregelen
D
Grote schulden

Slide 23 - Quizvraag

Kenmerken van een ontwikkelingsland zijn onder andere…
A
armoede, slechte gezondheidszorg, warm klimaat
B
economische achterstand op rijke landen en slechte gezondheidszorg
C
armoede, slecht onderwijs en slechte gezondheidszorg
D
veel criminaliteit, hoog geboortecijfer en slechte infrastructuur

Slide 24 - Quizvraag

Hoe kun je een vicieuze cirkel van armoede in een ontwikkelingsland het beste doorbreken?
A
Door noodhulp.
B
Door structurele hulp.

Slide 25 - Quizvraag

Inkomens in ontwikkelingslanden zijn ongelijk verdeeld. Een kleine groep mensen is heel rijk, een groot deel van de bevolking is arm.
Wat kunnen gevolgen zijn van ongelijke inkomensverdeling?
A
Grote armoede
B
Ondervoeding
C
Onderwijs voor iedereen
D
Weinig geld in het land

Slide 26 - Quizvraag

Welvaart is:
A
de mate waarin in behoeften kan worden voorzien
B
de situatie waarbij ondernemingen goederen maken die mensen willen hebben
C
als 'armoede de wereld uit is'
D
als iedereen een hoog inkomen heeft

Slide 27 - Quizvraag

1. Armoede
2. niet kunnen lezen of schrijven
3. niet naar school
4. kinderarbeid
5. ongeschoold werk

Wat is de juiste volgorde van de vicieuze cirkel?
A
1 - 2 - 3 - 4 -5 -1 - ...
B
1 - 2 - 4 - 3 - 5 - 1-...
C
1 - 4 - 2 - 3 - 5 - 1-...
D
1 - 4 - 3 - 2 - 5 - 1 - ...

Slide 28 - Quizvraag

Hoe noemen we het inkomen wat alle mensen bij elkaar verdienen?
A
internationaal inkomen
B
maximale inkomen
C
nationaal inkomen
D
hoogste inkomen

Slide 29 - Quizvraag

Wat is bbp?
A
bruto buitenlands product
B
bruto binnenlands product
C
het nationaal inkomen

Slide 30 - Quizvraag

Een land heeft een nationaal inkomen van 10 miljard. Er zijn 9 miljoen inwoners. Wat is inkomen per hoofd?
A
1111,11
B
1000
C
9000
D
1345,12

Slide 31 - Quizvraag

Het nationaal inkomen in Angola 12 miljard In Angola wonen 30 miljoen inwoners. Wat is het inkomen per hoofd van de bevolking?
A
38,-
B
40 ,-
C
400,-
D
380,-

Slide 32 - Quizvraag

Nederland 2014 - uitvoerwaarde van € 433 miljard. Nationaal inkomen is € 880 miljard. Bereken de exportquote.
A
880 : 433 = 203,2
B
880 : 433 = 202,2
C
433 : 880 = 49,2
D
433 : 880 = 48,2

Slide 33 - Quizvraag

De 60% laagste inkomens van
land B verdient € 240 miljard
Wat is het nationaal inkomen van
land B?
A
€ 400 miljard
B
€ 600 miljard

Slide 34 - Quizvraag

Als je niet bent geregistreerd als werkeloos. Hoe noem je dit?
A
verborgen werkeloosheid
B
ongeregistreerde werkeloosheid
C
verstopte werkeloosheid
D
schaduw werkeloosheid

Slide 35 - Quizvraag

Op het platteland is het moeilijk om een baan te vinden. Wat voor soort werkeloosheid is dat?
A
Regionale werkeloosheid
B
Verborgen werkeloosheid
C
Conjuncturele werkeloosheid
D
Structurele werkeloosheid

Slide 36 - Quizvraag

Als mensen zich niet inschrijven als werklozen bij het UWV wordt dit niet geregistreerd. Deze vorm van werkeloosheid noemen we ......
A
Regionale werkeloosheid
B
Verborgen werkeloosheid
C
Conjuncturele werkeloosheid
D
Structurele werkeloosheid

Slide 37 - Quizvraag

Als mensen zich niet inschrijven als werklozen bij het UWV wordt dit niet geregistreerd. Deze vorm van werkeloosheid noemen we ......
A
Regionale werkeloosheid
B
Verborgen werkeloosheid
C
Conjuncturele werkeloosheid
D
Structurele werkeloosheid

Slide 38 - Quizvraag

Wanneer banen voor altijd verdwijnen door blijvende veranderingen, dat noemen we:
A
structurele werkeloosheid
B
tegengestelde werkeloosheid
C
seizoens werkeloosheid
D
conjuncturele werkeloosheid

Slide 39 - Quizvraag

Er zijn een aantal banken failliet gegaan. Hierdoor zijn veel mensen hun baan kwijt geraakt. Dit is een vorm van:
A
Seizoenswerkeloosheid
B
Structurele werkeloosheid
C
Frictiewerkeloosheid
D
Conjuncturele werkeloosheid

Slide 40 - Quizvraag

Arbeid en productie worden ingedeeld in vier productiesectoren
Primaire sector
Landbouw, visserij, winning van delfstoffen


Secundaire sector
Industrie, bouw, ambachten (zoals bakkers)

Tertaire sector
Commerciële dienstverlening (winkels, banken, transportbedrijven, etc)

Quartaire sector

Niet-commerciële dienstverlening (gezondheidszorg, onderwijs, overheidsdiensten, etc)

Slide 41 - Tekstslide


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 42 - Quizvraag


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 43 - Quizvraag


A
Secundaire sector
B
Quartaire sector
C
Tertiaire sector
D
Primaire sector

Slide 44 - Quizvraag

Verkoper
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Kwartaire sector

Slide 45 - Quizvraag

In de afbeelding zie je Jaap op zijn werk. Jaap werkt in de ...... sector.
A
primaire
B
secundaire
C
tertaire
D
quartaire

Slide 46 - Quizvraag

Tertiaire sector
Quartaire sector
Primaire sector
Secundaire sector

Slide 47 - Sleepvraag

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector

Slide 48 - Sleepvraag

primaire sector
secundaire sector
tertiaire sector
buschauffeur
boer
metselaar
bloemenkweker
timmerman

verpleegster

Slide 49 - Sleepvraag