Signaalwoorden Engels KGT3/4

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De signaalwoorden kennen is één van de belangrijkere dingen als je tekstverklaring toetsen of examens hebt.

Na een signaalwoord komt vaak een antwoord/ reden/ oorzaak/gevolg/ opsomming etc

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal signaalwoorden

nevertheless
A
toch
B
minder
C
nooit
D
niettemin

Slide 3 - Quizvraag

meanwhile
A
ondertussen
B
terwijl
C
tijdens
D
soms

Slide 4 - Quizvraag

moreover
A
daarom
B
omdat
C
bovendien
D
want

Slide 5 - Quizvraag

in contrast
A
want
B
contrast
C
in tegenstelling tot
D
omdat

Slide 6 - Quizvraag

consequently
A
daarom
B
vervolgens
C
als gevolg daarvan
D
consequent

Slide 7 - Quizvraag

although
A
alhoewel
B
want
C
ondanks
D
daarom

Slide 8 - Quizvraag

according to
A
geaccordeerd
B
volgens
C
wegens
D
vanwege

Slide 9 - Quizvraag

therefore
A
wegens
B
omdat
C
vanwege
D
daarom, dus

Slide 10 - Quizvraag

likewise
A
evenals
B
als
C
want
D
net als

Slide 11 - Quizvraag

in addition
A
en daarbij
B
tevens
C
bovendien
D
naast

Slide 12 - Quizvraag

to sum up
A
opsommen
B
samenvattend
C
soms
D
omdat

Slide 13 - Quizvraag

obviously
A
blijkbaar
B
tevens
C
klaarblijkelijk
D
duidelijk

Slide 14 - Quizvraag

similarly
A
evenzeer
B
vergelijkbaar
C
tevens
D
doordat

Slide 15 - Quizvraag

even though
A
zelfs al
B
wanneer
C
omdat
D
ook al

Slide 16 - Quizvraag

when
A
als
B
wanneer
C
toen
D
omdat

Slide 17 - Quizvraag

nevertheless
A
omdat
B
want
C
toch, niettemin
D
doordat

Slide 18 - Quizvraag

likewise
A
ook
B
want
C
omdat
D
evenals

Slide 19 - Quizvraag

while
A
ondertussen
B
gedurende
C
doordat
D
terwijl

Slide 20 - Quizvraag

provided that
A
in geval
B
indien
C
wegens
D
proviand

Slide 21 - Quizvraag

just as
A
ook
B
evenals
C
omdat
D
gelijk

Slide 22 - Quizvraag

We will give the answers to everyone who asks, ________they will not try to sell them.

Slide 23 - Open vraag

whereas
A
waar
B
waarom
C
waarbij
D
tevens

Slide 24 - Quizvraag

You might have heard this story before, but I will tell you all ________

Slide 25 - Open vraag

He won 10.000 euros and he chose to spend it on a car _______helping his family.

Slide 26 - Open vraag

This store is closing soon, ____ we should go there NOW.

Slide 27 - Open vraag

She was quite shocked by the news, ______her sister thought it was just funny.

Slide 28 - Open vraag

Samed will score a 9 on his English test _____ he has learned all the words.

Slide 29 - Open vraag

__________ it was dangerous, she still climed the mountain.

Slide 30 - Open vraag

She is handsome and kind, _____ she is also very lazy.

Slide 31 - Open vraag

The team won the match, _____ it wasn't easy.

Slide 32 - Open vraag

terwijl

Slide 33 - Open vraag

She gave cookies and chocolates to her classmates _____it was her birthday.

Slide 34 - Open vraag

He is a very serious student. _______, she never does any work for school.

Slide 35 - Open vraag

She is the prettiest girl in this restaurant _______everyone is looking at her.

Slide 36 - Open vraag

We have practiced with the vocab and the linking words. _____, we are ready for the test.

Slide 37 - Open vraag

Meer lessen zoals deze