1.9 spelling Leestekens

1.9 spelling - leestekens
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1.9 spelling - leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Welke leestekens ken je?

Slide 2 - Woordweb

Waarom leestekens?

Als je een tekst schrijft, is het gebruik van leestekens erg belangrijk. Ze geven structuur aan je tekst en geven de lezer aanwijzingen over hoe ze jouw tekst moeten lezen.

 
Een tekst met goed leestekengebruik leest soepel en ziet er verzorgd uit.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer zet je een punt?

Slide 5 - Open vraag

Wel een punt

  1.  einde mededelende zin
  2.  afkorting: na ieder afgekort woord. Woord wordt helemaal uitgesproken (n.a.v. ). 
        let op: havo en vwo 


Geen punt

  1.  einde zin na afkorting met een punt 
  2. Zin die al eindigt met een ander leesteken.  
  3. Zin die eindigt met merknaam met uitroepteken (Joop!)

Slide 6 - Tekstslide

Typ de volgende afkorting goed over:
maw (met andere woorden)

Slide 7 - Open vraag

Typ de volgende afkorting goed over
NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie)

Slide 8 - Open vraag

Wanneer gebruik je de komma?

Slide 9 - Woordweb

komma
- Tussen twee werkwoorden bij een samengestelde zin

- Meestal voor voegwoorden (maar, omdat, zodat, etc.)

- Tussen delen van een opsomming (een rode, zachte en grote poef)


Slide 10 - Tekstslide

Waar zet je de komma? Noteer alleen het woord voor de komma met de komma erachter.

Nu hij wat ouders is snapt hij hoe hij zijn huiswerk moet plannen omdat hij hulp van meneer Wagteveld heeft gehad

Slide 11 - Open vraag

Kijk eens goed
"Hé Kevin, we missen je bro."

Wat betekent de zin nu?

Slide 12 - Tekstslide

Twee nieuwe leestekens (1.9)

Dubbele punt
Aanhalingstekens

Slide 13 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Bij citaten
'Luister naar me!' riep tante Bea.
Pieter zei: 'Ik hoor je niet.'
'Ik ga naar huis', zei Jan. 'Zie ik jullie morgen?'
'Je kunt ervan uitgaan,' zei Mel, 'dat ik erbij ben.'
Als je nadruk wilt leggen op een woord of zin. 
Kon je het woord 'onmiddellijk' goed spellen?
Als het woord op een ironische manier (spottend) gebruikt wordt.
Toen de halve klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren.

Bij directe rede
'Three, two, one - we have a lift off,' galmde de stem in de controlekamer.
Bij een zelfbedacht woord
Om mensen aan het lezen te houden, wordt literatuur soms 'verstript'.

Slide 14 - Tekstslide

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

De kleuter schreeuwde, naar zijn vader, Ik wil niet naar bed?

Slide 15 - Open vraag

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

ik hou niet van appeltaart. zei ik

Slide 16 - Open vraag