Lj 1 periode 2 Werkwoordspelling

Lj 1 periode 2 Werkwoordspelling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Lj 1 periode 2 Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
Aan het einde van deze 2 weken weet ik:
  • wat werkwoorden zijn
  • hoe ik een werkwoord kan vinden
  • hoe ik de persoonsvorm kan vinden
  • het verschil tussen hulp- en zelfstandigwerkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is een werkwoord?

Slide 4 - Open vraag

Hoe kan ik een werkwoord vinden?

Slide 5 - Open vraag

Wat is een persoonsvorm?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Hoe vind ik de persoonsvorm (PV)?
Getalsproef
Tijdproef
vragend maken

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de PV?
Ik bak iedere dag 3 taarten.

Slide 9 - Open vraag

Wat is de PV?
Natuurlijk lees ik iedere dag.

Slide 10 - Open vraag

Wat is de PV?
Gaan wij schaatsen?

Slide 11 - Open vraag

Verschil hulp- en zelfstandigwerkwoord?

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verschil?
zelfstandig werkwoord   --> zww duidelijke betekenis;
hulpwerkwoord                 --> hww geen duidelijke betekenis.

Meerdere werkwoorden? Eén werkwoord is het zelfstandig werkwoord. De rest zijn hulpwerkwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

Je gaat leren wat het verschil is tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord.
Een hulpwerkwoord staat alleen in een zin met meerdere werkwoorden. Het hulpwerkwoord is dan de persoonsvorm

Staat er maar 1 werkwoord in de zin, dan is dat altijd een zelfstandig werkwoord.

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen
Ik winkel graag.
werkwoord is : winkel
Er staat maar 1 werkwoord in de zin -> DUS
winkel is Zww
 

Slide 15 - Tekstslide

Ik ga winkelen.
Haal het werkwoord of de werkwoorden uit de zin.

Slide 16 - Tekstslide

Ik ga winkelen.
Haal het werkwoord of de werkwoorden uit de zin:
ga      winkelen


Slide 17 - Tekstslide

Ga     winkelen
Ik ga winkelen.
wat is de pv?

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de PV?

Getalsproef:
Wij gaan winkelen.
Tijdproef:
Ik ging winkelen.
Vragend maken:
Ging ik winkelen?

Slide 19 - Tekstslide

Dus
Ga is de pv en is dus Hww en winkelen is Zww.

Slide 20 - Tekstslide

Ik ben gaan winkelen.
Deze zin bestaat uit hoeveel werkwoorden?

Slide 21 - Open vraag

Ik ben gaan winkelen.
Wat is de pv?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Welk werkwoord heeft meer betekenis?
Ik ben gaan winkelen.
gaan of winkelen

Slide 24 - Open vraag

Wat is hww en zww in de zin:
Ik ben gaan winkelen?

Slide 25 - Open vraag

Aan de slag met Studyflow G2

Slide 26 - Tekstslide