BSM H3.3

BSM H3.3
Bewegen en samenleving 
Waarom doen mensen aan sport? 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BsmMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BSM H3.3
Bewegen en samenleving 
Waarom doen mensen aan sport? 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis ophalen 
paragraaf 2.1, 2.2, 2.3 en 3.2

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Leg uit wat valt onder verbale communicatie

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Wanneer de invloed van de groep heel erg groot is, dan is er sprake van een ..... leider.
A
Laissez-faire
B
Democratische
C
Consulterende
D
Autoritaire

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2
Coach 
Trainer 
Begeleider van de sporter op geestelijk en emotioneel gebied 
Verbeteren van fysieke prestaties 

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2
Scheidsrechter 
Spelleider 
Jury
Ordelijk en eerlijk verloop van een wedstrijd, waarbij hij of zij moet toezien op het toepassen van de regels.
Letten op de naleving van de spelregels. En de groep moet stimuleren en begeleiden
Expert op een bepaald (sport)gebied en is verantwoordelijk voor het beoordelen van een vaardigheid.

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.3 Welke componenten horen bij het didactisch model?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.3 De ....... is het geheel van persoonlijke, schoolse, sociale en situationele gegevens die in verband met de te realiseren onderwijsdoelstellingen van invloed (kunnen) zijn op het verloop en de resultaten van het onderwijsproces.
A
Beginsituatie
B
Lesdoel
C
Lesstof
D
Evaluatie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3.2
Wat betekent 'tabula rasa'?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

3.2 Wat is het verschil tussen actieve en passieve deelname aan sport?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Motieven om te sporten 
Intrinsiek: 
Verlangen komt vanuit de persoon.  

Extrinsiek:
Drijfveren/motieven van buiten de persoon.  

Geef een voorbeeld van een extrinsiek motief. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Factoren waarom mensen wel of niet gaan sporten:

Sociale omgeving
Tijdsinvestering
Maximaal presteren
Gezelligheid
Binnen of buiten
Zoeken naar spanning of avontuur
De kosten; bijvoorbeeld zeilen.

Slide 12 - Tekstslide

Sociale omgeving: referentiekaders van mensen. Hockey betreft een andere doelgroep dan boksen.

 
Tijdsinvestering: Welke tijd wil jij vrij maken? Ben je bereid dat op vaste momenten te doen of wil je je tijd zelf kunnen indelen. 

Maximaal presteren: Wil je een bepaald doel bereiken? De marathon lopen of kampioen worden, of beweeg je voor je plezier en voor je gezondheid. 

Gezelligheid: socialisering is hier het doel.
Binnen of buiten
Zoeken naar spanning of avontuur
De kosten; bijvoorbeeld zeilen.

Omgevingsfactoren 
Omgeving speelt een rol in de keuze om te gaan sporten.
Democratiserende functie van sport: het afbreken van machtsverhoudingen en klassenverschillen door sport. – is dit ook echt zo?
Jullie mening?
Lees de kanttekening: sport verbroedert (p.243).


Slide 13 - Tekstslide

Voetbal was een eeuw geleden een elitesport. Nu is het een volkssport die door alle lagen van de bevolking wordt beoefend. In sportbroek ziet een directeur er hetzelfde uit als een werknemer. Zo kan sport een drempelverlagende functie hebben in de onderlinge omgang.
Afkomst 
Immigranten maakt de samenstelling bevolking en sport divers.
Sport – verbroedering bevolking
Nederlanders van allochtonen afkomst hebben voornamelijk voorkeur voor voetbal, vechtsporten en atletiek.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geslacht 
Enkele sporten alleen voor vrouwen of voor mannen. Honkbal en ritmische gymnastiek.
Sinds (relatief) kort beoefenen vrouwen ook topsport.
Mannen en vrouwen hebben vaak aparte wedstrijden door fysieke verschillen.
Media zijn voornamelijk op mannensporten gericht.
Wimbledon – prijzengeld gelijk.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke factoren 
De rol van leeftijd
Jonge kinderen bewegen vaak automatisch genoeg. Wetenschap: door goed te leren bewegen worden ook andere functies verbeterd (zie boek).
Oudere kinderen: ouders, vriendjes, broers of zussen.
Pubers: scooter, baantjes, uitgaan, relatie. Doelstelling om te sporten verandert vaak. Six pack op het strand in Mallorca ;).
Categorie twintigers: tijd vrijmaken door drukke leven.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rol van leeftijd (vervolg): 
De invloed van ouder worden, op het bewegingsapparaat.
Fysieke mogelijkheden belangrijk om goed te functioneren in samenleving.
Toename (beweeg) ontwikkelingen op het gebied van ouder worden.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer bewegen voor ouderen. 
Bejaardengymnastiek en ouderensporten wordt door de politiek breed gedragen.
   
Sport vergroot de zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Waarom is dit voor de politiek 
zo belangrijk? 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke toetsvragen 
- Noem 3 factoren waarom mensen wel of niet gaan sporten en geef bij elke factor een voorbeeld?
- Leg uit waarom sport bij zou kunnen dragen aan integratie?
- Gegeven: jonge kinderen die veel bewegen hebben in hun latere leven hier profijt van. Leg dit gegeven uit?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies