Les 2 Hoe maak ik een zoekopdracht?

Slim zoeken op Internet 

Les 1 - Hoe werkt een zoekmachine?
Slim zoeken op Internet 

Les 2 - Hoe maak ik een zoekopdracht?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformatievaardighedenBasisschoolGroep 5-8

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slim zoeken op Internet 

Les 1 - Hoe werkt een zoekmachine?
Slim zoeken op Internet 

Les 2 - Hoe maak ik een zoekopdracht?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even herhalen...
In de vorige les hebben we geleerd dat:

1. Internet bestaat uit eindeloos veel 'huizen en kamers', niemand heeft er een 
    plattegrond van heeft.
2. Zoekmachines helpen om via een link bij een 'kamer' te komen.
3. Als je zoekt, zoek je niet op internet, maar op de computers van de zoekmachines      in een soort kopie van het internet.
4. Er bestaan 3 zoekmanieren: koopzoeken, opzoeken en informatief zoeken.
5. Een zoekmachine stuurt zoekbots op pad om alle websites te bezoeken en te 
     kopiëren.
6. Een zoekmachine bouwt een enorme index van alle gevonden informatie.
7. Het geheime zoek-algoritme bepaalt wat jij te zien krijgt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we in deze les leren?
Ik kan een goede zoekopdracht verzinnen voor een zoekmachine

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even een vraag vooraf:

Met hoeveel woorden kan je het beste zoeken in een zoekmachine?
A
een woord
B
twee tot vijf woorden
C
een hele zin
D
maakt niet uit hoeveel woorden

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het goede antwoord is B.
Je kan het beste zoeken met 2 - 5 woorden.
Met 1 woord krijg je te veel resultaten en met teveel woorden weet de zoekmachine niet meer wat hij moet zoeken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maar hoe kom je nou aan de juiste zoekwoorden?

Daar zijn twee manieren voor:
Voorkennis inzetten
Zoekwoorden zoeken

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

manier 1: Voorkennis inzetten
Bij alles wat je lees is het goed om even na te denken wat je er al over weet.  Je weet namelijk al bijna altijd al iets, ook al sta je er niet bij stil.
een woordspin of een mindmap is een goede manier
Je haalt dan de belangrijkste woorden waarmee je kan beginnen uit je geheugen naar boven.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Voorkennis ophalen
Neem een vel papier en maak vier lijstjes:
  • Een lijstje van dingen die je al weet over je onderwerp (1)
  • Een lijstje van dingen die je wil weten. (2)
  • Zijn er dingen die je niet zo interessant vindt over je onderwerp? (3)
  • Houd ruimte over voor een vierde lijst. (4)
Begin met een of twee zoekwoorden. De lijstjes worden vanzelf langer. Met zoeken leer je meer details. En nieuwe woorden. Je zoekt met de woorden van (1) en (2). Je vult lijstje (4) met nieuwe woorden.
Waarom lijstje (3)? Als je weet wat je niet wil weten, kun je dat makkelijk overslaan. Concentreer je op je doel: lijstje (2)

Slide 8 - Tekstslide

Je kan de leerlingen zelf een onderwerp laten verzinnen of een onderwerp aangeven.
Maar wat wil je nu weten?
Het is handig om je zoekvraag kleiner te maken.
zoek bijvoorbeeld niet naar 'de olifant' of 'programmeren' maar preciezer naar: ....
oke, je weet al dingen over je onderwerp (lijstje 1) en 
je hebt ook al opgeschreven wat je wil weten (lijstje 2)
  • olifant voorouders 
                      of
  • olifant modderbaden
  • programmeren zonder computer                                of
  • programmeren taal kinderen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kom je nu aan zoekwoorden?
Je komt aan je zoekwoorden ... door te zoeken met je eerste zoekopdracht. ( Dit wordt lijstje 4)
manier 2

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typ in Google het woord 'astronaut'

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je krijgt dan gelijk andere woorden voor astronaut
Gebruik deze woorden nu eens om de beurt. Welk woord werkt het beste?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigenlijk leer je bijna elke keer dat je gaat zoeken op internet wel nieuwe woorden.

Je moet eigenlijk eerst een beetje verstand te krijgen van je onderwerp om goed te kunnen zoeken.

Het helpt om eerst rustig rond te kijken met allerlei zoekwoorden.
Conclusie 1:

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaak heb je ook een reden waarom  je zoekt.
tip: gebruik deze reden in je zoekopdracht als extra zoekwoord.
Dat extra woord gaat eigenlijk over het soort informatie dat je zoekt. Zo'n soort- woord bepaalt de richting.
Woord 1: jouw zoekwoord
Woord 2: een soortwoord, zoals plant, spelregels, geschiedenis,                                                                   werking

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld:
Ons zoekwoord is: kever. 
Ik wil namelijk meer weten over de kever, voor mijn werkstuk.
Mijn soortwoord die ik dan wil gebruiken is dier, als ik over het dier wil hebben of auto als ik het over auto's ga hebben.
Ik ga zoeken op :kever + dier
                          of
Ik ga zoeken op :kever + auto

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk zoveel mogelijk verschillende soortwoorden bij Rembrandt +....

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Een lijstje soortwoordenlijst is .....
  • plant
  • dier
  • boek
  • schrijver
  • geschiedenis
  • Nederland
  • handleiding
  • band
  • spelregels
  • uitvinding
  • werking
  • oorzaak
  • gevolg
  • ....

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt specifieker zoeken op internet als je een soort-woord  gebruikt.
Conclusie 2:

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een zoekmachine zoekt jouw zoekwoord en het liefst allemaal bij elkaar. Als je slim bent, leer je daarvan en ga je antwoorden voorspellen!
Hoe doe je dat?
Verplaats je in de schrijver. Hoe zou hij die informatie opschrijven? Bedenk het en voorspel zo een stukje van de precieze tekst, als antwoord op je zoekopdracht. Gebruik die woorden in de zoekopdracht.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek je naar het voedsel dat een dolfijn eet? Dan zoek je eigenlijk naar een tekst die zal beginnen met: dolfijn eet ....
Met aanhalingstekens zoek je woorden precies bij elkaar, dit noemen we Slim zoeken

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht: zoek het volgende op internet op:

Hoeveel olifanten zijn er?

gebruik deze deze zoekvoorspelling :
Er zijn twee soorten olifanten

controleer je antwoord met 
" soorten olifanten" 

Klopt je zoekvoorspelling?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een zoekmachine werkt antwoord voorspellen beter dan antwoord stellen.
Dat vindt een zoekmachine moeilijk, je krijgt wel resultaten maar zeker geen antwoord. 
Een zoekmachine zoekt naar de plek waar jouw zoekwoorden bij elkaar staan... hij begrijpt jouw vraag gewoon niet.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht:
In welke landen leven vossen?
Welke van deze zoekwoorden werken het best?
  1. Waar leeft een vos.
  2. In welke landen wonen vossen.
  3. in welke landen leven vossen.
  4. vossen in welke landen
  5. vos verspreiding

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tools in een zoekmachine gebruiken:
Tools zijn ook een handig hulpmiddel om je opdracht preciezer te maken. Ze zorgen ervoor dat een bepaalde soort resultaat bovenaan komt te staan.
Klik op het knopje Tools  en Google opent een extra balkje met die Tools

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elke tab heeft z'n eigen Tools

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit weet je nu ...
  • Je verzamelt zoekwoorden, je gebruikt soortwoorden, je probeert een eerste keer en je kikt of het werkt.
  • dan verbeter je je zoekopdracht een paar keer. Nu heb je de resultaten die je wilt!
  • Voorspel het antwoord om nog sneller te vinden wat je zoekt. Hoe zal het in de bron staan?
  • Gebruik de Tools van Google om de lijst met resultaten nog preciezer te maken.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies