klas 2 H20

klas 2  - 1 februari
Goedemiddag klas 2 dans! Vanmiddag gaan we het volgende doen:
  • herhaling zinsdelen/ nut van grammatica;
  • instructie grammatica H20;
  • opdrachten maken;
  • Doel van de les: je weet weer welke zinsdelen je kunt benoemen en je weet wat  hulpwerkwoorden,  zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden zijn. 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

klas 2  - 1 februari
Goedemiddag klas 2 dans! Vanmiddag gaan we het volgende doen:
  • herhaling zinsdelen/ nut van grammatica;
  • instructie grammatica H20;
  • opdrachten maken;
  • Doel van de les: je weet weer welke zinsdelen je kunt benoemen en je weet wat  hulpwerkwoorden,  zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden zijn. 

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen: zinsdelen

Slide 2 - Tekstslide

Welke zinsdelen ken je?

Slide 3 - Woordweb

In welke volgorde benoemen we de zinsdelen?

Slide 4 - Open vraag

Wat zoek je als eerste op in een zin?
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
lijdend voorwerp
D
zinsdelen

Slide 5 - Quizvraag

Verdeel de zin in zinsdelen. Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
Renzo schrijft graag elke dag een gedicht voor Nina.
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John de Mol bestaat al meer dan vijf jaar.
A
meer dan vijf jaar
B
Het bekende Nederlandse televisieprogramma
C
Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John
D
Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John de Mol

Slide 7 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quizvraag

Opa geeft zijn laatste gebakje weg.
opa =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quizvraag

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.
gisteren =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quizvraag

Koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde
Naast het werkwoordelijk gezegde (wg), bestaat er ook een naamwoordelijk gezegde (ng).
Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit hulpwerkwoorden (hww) en zelfstandige werkwoorden (zww).
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit een koppelwerkwoord (kww) en een naamwoordelijk deel.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Ik zou wel op vakantie naar IJsland willen.
Wat zijn de werkwoorden in deze zin?

Slide 18 - Open vraag

Ik zou wel op vakantie naar IJsland willen.
Wat is het belangrijkste ww?
A
zou
B
willen

Slide 19 - Quizvraag

Ik zou wel op vakantie naar IJsland willen.
'willen' is een...
A
zelfstandig ww
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 20 - Quizvraag

De vriendschap tussen George en Wim is goed.
Wat zijn de werkwoorden in deze zin?

Slide 21 - Open vraag

De vriendschap tussen George en Wim is goed.

'is' is een...
A
zelfstandig ww
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Nog eentje dan..

Slide 23 - Tekstslide

Zij zou de theekopjes ongewassen in de kast hebben willen zetten.

'zetten' is een...
A
zelfstandig ww
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 24 - Quizvraag

1a

Slide 25 - Open vraag

1b

Slide 26 - Open vraag

1c

Slide 27 - Open vraag

1d

Slide 28 - Open vraag

1e

Slide 29 - Open vraag

1f

Slide 30 - Open vraag

huiswerk
maak opdracht 2 en 3 blz.83

Slide 31 - Tekstslide