HV2 les 11 H20 naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoorden

Vandaag
Lezen
Herhaling bijstelling
Uitleg naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoorden
Aan de slag: keuze 

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Lezen
Herhaling bijstelling
Uitleg naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoorden
Aan de slag: keuze 

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:

weet je hoe je het naamwoordelijk gezegde vindt in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Heb je het begrepen? Steek 1, 2 of 3 vingers op. 
Wat is de bijstelling in de onderstaande zin?

Onze hond, Woefwoef, was gisteren erg ziek. 

1) gisteren
2) Woefwoef
3) Onze hond, Woefwoef








Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen en zinsdeelstukken
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
----------------------------------
- Bijvoeglijke bepaling
- Bijstelling


Zinsdelen
Zinsdeelstuk

Slide 5 - Tekstslide

De zinsdelen benoemen
De bijstelling hoort bij hetzelfde zinsdeel als het object waar het iets over zegt. 
Ze zijn verwisselbaar. 

Ik |heb| bloemen, een bos rozen, | van mijn vriendin |gekregen.

pv = heb                                                                
wg = heb gekregen                                 
ow = ik
lv = bloemen, een bos rozen  
bijstelling = een bos rozen  

ow
pv
lv
bwb
wg

Slide 6 - Tekstslide

Bijstelling
Met de bijstelling wordt hetzelfde bedoeld als iets anders dat ook in de zin staat en hij staat altijd tussen komma's.

Ik heb bloemen, een bos rozen, van mijn vriendin gekregen. 

In de zin staat dat ik bloemen heb gekregen.
De extra informatie die toegevoegd wordt, is dat het gaat om een bos rozen. 
Een bos rozen is hier de bijstelling, want het geeft extra informatie over bloemen.

Slide 7 - Tekstslide

De zinsdelen benoemen
Onze teckel, Unox, | is | erg lief. 

onze teckel = Unox \ Unox = onze teckel
Unox staat tussen komma's en is de bijstelling.
ow
pv
lv

Slide 8 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Naast het werkwoordelijk gezegde, heb je ook het naamwoordelijk gezegde. 

Wat is ook alweer het werkwoordelijk gezegde?


Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een koppelwerkwoord en één of meer zelfstandige of bijvoeglijke naamwoorden die iets zeggen over het onderwerp. Het bestaat dus uit twee delen:
- een werkwoordelijk deel (een koppelwerkwoord)
- een naamwoordelijk deel (een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord)
Maak aantekeningen

Slide 9 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
zijn - worden - blijven 
blijken - lijken - schijnen

ZWaBBeLS

Slide 10 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Eigenschappen koppelen we aan mensen/dieren/dingen met een koppelwerkwoord.

Voorbeeld:
Wij zijn leuk. Wij zijn iets, namelijk leuk. Leuk is de eigenschap. 
Die eigenschap koppelen we met het koppelwerkwoord zijn aan het onderwerp van de zin: wij

Bram is aardig. Bram is iets, namelijk aardig. Aardig is de eigenschap.
Die eigenschap koppelen we met het koppelwerkwoord zijn aan het onderwerp van de zin: Bram. 

Het koppelwerkwoord ZIJN is het meest gebruikte en bekendste. 


Maak aantekeningen

Slide 11 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde NG
ALS ER EEN NG IN EEN ZIN ZIT DAN ZIT ER NOOIT EEN LV IN DE ZIN!

Het NG bestaat uit:
1. een werkwoordelijk deel: het koppelwerkwoord dat een eigenschap koppelt aan het onderwerp van de zin
2. een naamwoordelijk deel: de eigenschap die aan onderwerp gekoppeld wordt.


Slide 12 - Tekstslide




werkwoordelijk gezegde
zinnen met een zelfstandig werkwoord

Zegt wat iemand of iets doet.

Die jongen heeft gesport.

• onderwerp: die jongen
• werkwoorden: heeft, gesport 
werkwoordelijk gezegde: heeft gesport




naamwoordelijk gezegde
zinnen met een koppelwerkwoord

Zegt wat iemand is (of wordt, blijft, lijkt).

Die jongen is sportief.

• onderwerp: die jongen
• koppelwerkwoord: is (van zijn)
• met dit koppelwerkwoord wordt verteld wat het onderwerp van de zin (de jongen) is, namelijk sportief.

het naamwoordelijk gezegde bestaat uit:
 1. een werkwoordelijk deel en 2. een naamwoordelijk deel:

NG: is sportief 


Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
KWW: zijn worden blijven blijken lijken 
1
2

Slide 13 - Tekstslide

Stappenplan naamwoordelijk gezegde NG
Ik word later arts. 
- Zit er een koppelwerkwoord in?
- Is het onderwerp iets (NG) of doet het onderwerp iets (WG)?
- Het onderwerp is iets? Schrijf dan het koppelwerkwoord op (werkwoordelijk deel) samen met de eigenschap (naamwoordelijk deel).

Die hond blijft maar blaffen. 
Let op: zijn, worden en blijven zijn niet altijd koppelwerkwoord. Ze kunnen ook een hulpwerkwoord zijn. 

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Huiswerk nakijken

Lezen theorie over naamwoordelijk gezegde blz. 82 en 84. 

Keuze:
Ik vind het nog lastig en wil oefenen: maken opdrachten van H20 1 t/m 7 (opdr. 4 niet).
Gebruik de extra instructie: de uitlegfilmpjes op dia 14. Ben je klaar? Ga door naar groen

Ik begrijp het goed: maak de verdiepende opdracht creatief schrijven op dia 15.
Ben je klaar? Maak de oefenbladen in Teams.

Slide 15 - Tekstslide

Verdiepende opdracht creatief schrijven naamwoordelijk gezegde 

Schrijf vijf zinnen waarin een naamwoordelijk gezegde voorkomt. Zorg ervoor dat de zinnen inhoudelijk verschillend zijn (bijvoorbeeld over een beroep, een eigenschap, een gevoel). 
Onderstreep het naamwoordelijk gezegde in elke zin en geef aan wat het koppelwerkwoord en het naamwoordelijk deel is.

Wanneer je klaar bent, wissel je met een klasgenoot en geef je elkaar feedback:
✔️ Zijn de naamwoordelijke gezegdes goed onderstreept?
✔️ Klopt het koppelwerkwoord en het naamwoordelijk deel?
Let ook op de spelling, grammatica en interpunctie. 


Slide 17 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik kan in een zin het naamwoordelijk gezegde benoemen.

Vertel...


Slide 18 - Tekstslide

Volgende les
We gaan verder met samengestelde zinnen en voegwoorden. 

Slide 19 - Tekstslide