2.2: stromingen in de samenleving

2.2: stromingen in de samenleving
Deel 1: p. 58 t/m p. 60
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens en wereldMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

2.2: stromingen in de samenleving
Deel 1: p. 58 t/m p. 60

Slide 1 - Tekstslide

De instructiegroepjes zijn duidelijk
Helemaal duidelijk
Onduidelijk

Slide 2 - Poll

Leerdoelen
  •  Ik kan uitleggen waarom en hoe het kiesrecht werd uitgebreid.
  • Ik kan uitleggen welke strijd er over het onderwijs gevoerd werd.

Slide 3 - Tekstslide

Uitbreiding van het kiesrecht
1815:
  • Alleen mannen met een hoog inkomen mochten stemmen
1917:
  • Algemeen kiesrecht voor alle volwassen mannen
  • Passief kiesrecht voor vrouwen (= jezelf verkiesbaar stellen, maar niet stemmen)
1919:
  • Actief kiesrecht voor vrouwen 

Slide 4 - Tekstslide

Uitbreiding van het kiesrecht
Nederland wordt een parlementaire democratie als alle burgers kiesrecht krijgen:
  • Democratie = het volk heeft de macht 
  • Parlement = de Eerste en Tweede Kamer 
Dus, het parlement heeft de hoogste macht en de burgers kiezen het parlement 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Stromingen in de politiek
In het parlement zitten politieke partijen, die een bepaalde stroming hebben met een eigen politieke partij, kranten en tijdschriften:
  • Liberalen
  • Conservatieven
  • Confessionelen 
  • Socialisten
  • Communisten

Slide 7 - Tekstslide

Strijd over het onderwijs
De overheid ging aan het eind van de 19e en begin van de 20e eeuw steeds meer openbare scholen oprichten:
  • De overheid betaalde die scholen en controleerde het onderwijs

Het gevold is dat arme mensen betere kansen krijgen in de samenleving  (= emancipatie)

Slide 8 - Tekstslide

Strijd over het onderwijs
Confessionelen zijn mensen die in de politiek uitgaan van het geloof. Ze wilden twee dingen:
  • Scholen die lesgeven in hun eigen godsdienst --> oplossing = oprichting van eigen scholen 
  • De overheid moet deze scholen gaan financieren --> ze gaan politieke partijen oprichten om dit te bereiken


Slide 9 - Tekstslide

Strijd over het onderwijs
In 1917 komt de Onderwijswet: de overheid gaat ook bijzondere scholen betalen

Slide 10 - Tekstslide

In welk jaar krijgen vrouwen actief kiesrecht?
A
1815
B
1848
C
1917
D
1919

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wie heeft bij een parlementaire macht de minste macht?
A
Het parlement
B
De koning
C
De minister president
D
Het volk

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Mensen die in de politiek uitgaan van het geloof noemen we...
A
Liberalen
B
Conservatieven
C
Confessionelen
D
Socialisten

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Wat is GEEN voorbeeld van emancipatie?
A
De koning blijft de hoogste macht in het land
B
Arbeiders richten vakbonden op
C
Arme mensen krijgen de kans om naar school te gaan
D
Vrouwen krijgen het recht om te stemmen

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

2.2: stromingen in de samenleving
Deel 2: p. 61 t/m p. 63

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen welke stromingen streefden naar meer gelijkheid. 
  • Ik kan beschrijven hoe de positie van vrouwen veranderde.

Slide 20 - Tekstslide

Waar strijden deze mensen voor?

Slide 21 - Tekstslide

Stromingen in de politiek
In het parlement zitten politieke partijen, die een bepaalde stroming hebben met een eigen politieke partij, kranten en tijdschriften:
  • Liberalen
  • Conservatieven
  • Confessionelen 
  • Socialisten
  • Communisten

Slide 22 - Tekstslide

Strijd voor gelijkheid
Iemand die in de politiek streeft naar meer gelijkheid is een socialist:
  • Socialisten wilden meer gelijkheid voor arbeiders 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Strijd voor gelijkheid
Er waren 2 manieren om deze gelijkheid te bereiken:
  • Met sociale wetten de positie van de arbeiders langzaam veranderen 
  • De ongelijkheid moet opgelost worden door een revolutie, waardoor de hele samenleving verandert (= communisme)

Slide 25 - Tekstslide

De positie van vrouwen
Naast ongelijkheid tussen rijke en arme mensen, was er ook ongelijkheid tussen mannen en vrouwen:
  • Wetten zorgen ervoor dat vrouwen achtergesteld worden 
Rond 1870 gaan vrouwen zich tegen de discriminatie verzetten:
  • Mensen die opkomen voor vrouwenrechten heten feministen

Slide 26 - Tekstslide

Liberalen
Conservatieven

Socialisten

Communisten

Confessionelen
"Ik wil dat de overheid ook de school van mijn kind gaat betalen, waar lesgegeven wordt met de Bijbel."
"De overheid moet arbeiders met wetten gaan helpen."
"Ik wil dat de koning de machtigste man van het land blijft."
"Ik wil dat de overheid zich niet bemoeit met hoeveel ik mijn werknemers betaal."
"Arbeiders moeten met wapens in actie komen tegen de overheid!"

Slide 27 - Sleepvraag

Welke twee dingen bereiken de eerste feministen?
A
Kiesrecht voor vrouwen
B
Vrouwen krijgen evenveel betaald als mannen
C
Mannen gaan meer doen in het huishouden
D
Vrouwen kunnen naar het hoger onderwijs

Slide 28 - Quizvraag