2.1 Leven in de grote stad t/h

2.1 Leven in de grote stad
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.1 Leven in de grote stad

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Leerdoelen

1. uitleg 2.1
2. opdrachten maken
3. Tijd over? topo leren
1. Je weet het verschil tussen soorten steden.
2. Je begrijpt waarom een gunstige ligging en een stedelijk netwerk belangrijk is.
3. Je kunt steden en stedelijke netwerken op een kaart aanwijzen.

Slide 2 - Tekstslide

Wonen in de stad
Bijna 60% v/d wereldbevolking woont in de stad.


Slide 3 - Tekstslide

Wat is een stad?
Vroeger:
- stadsmuren
- (week) markt
- stadsrechten

Nijmegen in 1649 

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer is een gebied een stad?
  1. Bepaald aantal mensen 
  2. Veel gebouwen op een klein gebied (bijv. hoogbouw)
  3. Beroepsbevolking die vooral werkt in de industrie en dienstensector
  4. Groot aantal belangrijke voorzieningen (ziekenhuis, universiteit, winkels, etc.)

= diensten (je verleent een dienst aan een ander): mensen werken voor elkaar.
Zoals docent, reclamebureau, ICT-bedrijf
In Nederland wordt bij plaatsen zonder historische stadsrechten vanaf een inwoneraantal van ongeveer 50.000 een stad.
Steden zorgen voor ontwikkeling en welvaart

Slide 5 - Tekstslide

Landbouw/mijnbouw
"Dit is het gedeelte van de economie dat gericht is op het verbouwen en produceren van eten. Ook houdt deze sector zich bezig met het opgraven van grondstoffen."

Slide 6 - Tekstslide

Industrie 
"Dit is het gedeelte van de economie dat gericht is op industrie. Bijv. verder produceren van het voedsel uit de landbouwsector, maar ook auto's in een fabriek."

Slide 7 - Tekstslide

Dienstensector
"De dienstensector is het gedeelte van de economie dat zich bezighoudt met het verlenen van diensten. Bijv. achter de kassa bij de supermarkt, een docent, iedereen in het ziekenhuis en in het restaurant."

Slide 8 - Tekstslide

Verdeling werk sectoren Nederland

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende soorten steden
Hoofdstad
Megastad
Wereldstad
Belangrijke stad van een land waar meestal de regering zetelt
Grote stad, die voor een deel van de wereld belangrijk is op het gebied van economie, politiek en cultuur
Stad met meer dan tien miljoen inwoners

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Succesvolle steden hebben een
ligging in een vlak gebied met
rivieren of aan de kust



Waarom is dit een gunstige 
ligging voor steden?
De ligging van steden 

Slide 12 - Tekstslide

De ligging
Wat is - naast kustplaatsen - nog meer een gunstige ligging voor steden?

  • Vruchtbaar gebied
  • Gebied met grondstoffen

Slide 13 - Tekstslide

Ligging van steden

Slide 14 - Tekstslide

Stedelijk netwerk
= Meerdere grote steden in een land die goed met elkaar verbonden zijn door wegen en spoorlijnen.

Slide 15 - Tekstslide

Stedelijk netwerk in Nederland

De Randstad!

Welke steden horen daar bij?

Slide 16 - Tekstslide

Primate city
Sommige landen hebben maar één superstad, dit is een Primate city.


Een primate city is veel groter dan de tweede stad van het land.

Parijs is een voorbeeld van een primate city.


Slide 17 - Tekstslide

Primate city

Slide 18 - Tekstslide

Ligging van steden door het koloniale verleden

Steden door het koloniale verleden liggen opvallend vaak aan de kust. 




Later trokken mensen van het platteland naar deze steden waardoor sommige steden uitgroeiden tot megasteden.

Welke rol hadden steden aan de kust?
Exporthaven naar het moederland. 

Slide 19 - Tekstslide

Leven in een megastad

Slide 20 - Tekstslide

Groei van steden

Slide 21 - Tekstslide

Verstedelijkingsgraad
= Het percentage mensen van een land dat in de stad woont.



Slide 22 - Tekstslide

Verstedelijkingstempo
= Percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.



Rijke landen:
Laag verstedelijkingstempo

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Verstedelijkingsgraad & verstedelijkingstempo
Welke relatie zie je tussen rijkdom en verstedelijkingsgraad en verstedelijkingstempo?

Slide 25 - Tekstslide

Verstedelijkingstempo
De verstedelijkingsgraad van Europa is hoog.

Wat zegt dit over het verstedelijkingstempo? 
  • is laag 

Slide 26 - Tekstslide

Verstedelijkingsgraad
  • Rijke landen hebben een hoge verstedelijkingsgraad 
  • Arme landen hebben een lage verstedelijkingsgraad 

Hoe hoger de verstedelijkingsgraad, hoe minder de stedelijke bevolking toeneemt 

Slide 27 - Tekstslide

Urbanisatie

= De groei van steden door de trek naar de stad en bevolkingsgroei.

2 oorzaken:
1.  Vestigingsoverschot
2. Natuurlijke groei: hoge geboortecijfer
= Het positieve verschil tussen het aantal mensen dat vertrekt en dat zich vestigt.

Slide 28 - Tekstslide

Welk verband zie je tussen de welvaart in een land en het urbanisatietempo en de urbanisatiegraad?
  • In welvarende landen is de urbanisatiegraad hoog en het urbanisatietempo laag.

  • In minder welvarende landen is de urbanisatiegraad laag en het urbanisatietempo hoog.
Verbanden weergeven. Tip!
In deze vraag moet je een verband leggen tussen drie begrippen:
urbanisatiegraad
urbanisatietempo
welvaart.
Noteer eerst de betekenis van de begrippen.
Een verband noteer je door: Hoe.......hoe....... of Als..................dan...................
Verbanden tussen welvaart, urbanisatiegraad en urbanisatietempo
Hoe welvarender het land, hoe hoger de urbanisatiegraad en hoe lager het urbanisatietempo.

Hoe minder welvarend een land, hoe lager de urbanisatiegraad en hoe hoger het urbanisatietempo.

Slide 29 - Tekstslide

Afsluiten
Maak van 2.1 de opdrachten:


Slide 30 - Tekstslide

Afsluiten
1. Je weet het verschil tussen soorten steden.
2. Je begrijpt waarom een gunstige ligging en een stedelijk netwerk belangrijk is.
3. Je kunt steden en stedelijke netwerken op een kaart aanwijzen.

Slide 31 - Tekstslide

Welk kenmerk hoort niet bij de stad?
A
De bewoners van een stad wonen dicht bij elkaar.
B
Er wonen ten minste 50.000 mensen.
C
Iedere stad heeft een oud centrum met oude gebouwen.
D
In een stad kunnen mensen vinden wat ze nodig hebben om te leven.

Slide 32 - Quizvraag

Megastad
Wereldstad
Hoofdstad
Hier zit de regering van het land.
Heeft veel invloed op de wereld.
Meer dan 10 miljoen mensen.

Slide 33 - Sleepvraag

Een ander woord voor verstedelijking is?
A
Randstad
B
Megastad
C
Stedelijk netwerk
D
Urbanisatie

Slide 34 - Quizvraag

Welke sector zie je op het plaatje?
A
Landbouw
B
Industrie
C
Dienstensector

Slide 35 - Quizvraag

Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners is een?
A
Wereldstad
B
Primate city
C
Megastad
D
Hoofdstad

Slide 36 - Quizvraag

Wat is géén gunstige ligging voor een stad?
A
Aan een rivier
B
Vruchtbare grond
C
Bergachtig
D
Grondstoffen

Slide 37 - Quizvraag

Landbouw/
mijnbouw
Industrie
Dienstensector

Slide 38 - Sleepvraag

2 beweringen

1. Een wereldstad is altijd een hoofdstad
2. Een megastad is altijd een wereldstad
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, bewering 2 is juist

Slide 39 - Quizvraag

Twee stellingen:
1. Een primate city is gunstig voor een land
2. Door een stedelijk netwerk is vervoer van goederen en mensen makkelijker
A
Stelling 1 en 2 zijn juist
B
Stelling 1 is juist Stelling 2 is onjuist
C
Stelling 1 en 2 zijn onjuist
D
Stelling 1 is onjuist Stelling 2 is juist

Slide 40 - Quizvraag

In welke landen vindt de meeste urbanisatie plaats?
A
Rijke landen
B
Arme landen
C
Zowel rijke als arme landen
D
Landen die niet heel rijk of arm zijn

Slide 41 - Quizvraag

Wat is géén oorzaak van urbanisatie
A
Beter weer in de stad
B
Migranten die jonge gezinnen stichten
C
Beter werk in de stad
D
Beter leven in de stad

Slide 42 - Quizvraag