In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Articles
Chapter 3 Mavo 4
Slide 1 - Tekstslide
Articles
Slide 2 - Tekstslide
Articles
In het Nederlands: lidwoorden.
In Dutch: articles.
When you put de or het before a noun in Dutch, you use the in English.
When you puteen before a noun in Dutch, you use aor an In English.
Slide 3 - Tekstslide
What is a vowel?
Slide 4 - Tekstslide
What is a vowel?
A, E, I, O, U
Slide 5 - Tekstslide
Ezelsbruggetje = AU &
A, E, I, O, U
Slide 6 - Tekstslide
Oei
A, E, I, O, U
Slide 7 - Tekstslide
Article "an"
an you use for words that start with a vowel:
an ear an investigation an officer
an apple an Englishman an answer
Slide 8 - Tekstslide
Article "a"
a you use for words that start with a constanant:
a pet a teacher a bycicle
a car a door a room
Slide 9 - Tekstslide
Let op!
De keuze voor a of an hangt niet af van de (mede)klinker op papier, maar of je hemt hoort.
Soms schrijf je een -h maar hoor je hem niet -> dan gebruik je a.
Soms schrijf je een -u, maar hoor je een -j of - h -> dan gebruik je an.
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeelden
an hour (je hoort our)
an honor (je hoort onour)
a university (je hoort juniversity)
a uniform (je hoort juniform)
a European (je hoort jeuropean)
Slide 11 - Tekstslide
a of an? ..... dog
A
a
B
an
Slide 12 - Quizvraag
a of an? ..... banana
A
a
B
an
Slide 13 - Quizvraag
a of an? .... artwork
A
a
B
an
Slide 14 - Quizvraag
a of an? ..... house
A
a
B
an
Slide 15 - Quizvraag
a of an? .... apple
A
a
B
an
Slide 16 - Quizvraag
a of an? .... uniform
A
a
B
an
Slide 17 - Quizvraag
A
AN
table
house
egg
chicken
island
phone
orange
Slide 18 - Sleepvraag
a of an? .... ear
A
a
B
an
Slide 19 - Quizvraag
a of an? .... hero
A
a
B
an
Slide 20 - Quizvraag
a of an? .... plant
A
a
B
an
Slide 21 - Quizvraag
a of an? .... commercial
A
a
B
an
Slide 22 - Quizvraag
a of an? .... hour
A
a
B
an
Slide 23 - Quizvraag
a of an? .... game
A
a
B
an
Slide 24 - Quizvraag
a of an? .... university
A
a
B
an
Slide 25 - Quizvraag
a of an? .... avatar
A
a
B
an
Slide 26 - Quizvraag
a of an? .... FM-radio channel
A
a
B
an
Slide 27 - Quizvraag
A of AN? .... president
A
a
B
an
Slide 28 - Quizvraag
practice while you talk with your neighbour, use a or an at the right way
Slide 29 - Tekstslide
Articles
Slide 30 - Tekstslide
Learning goal
I can use the articles in an English sentence.
Slide 31 - Tekstslide
Vul de drie Engelse lidwoorden in
Slide 32 - Open vraag
Articles
The
A
An
Slide 33 - Tekstslide
The
The = de, het
She is on the plane. The houses in this street all look the same.
Slide 34 - Tekstslide
Geen 'the'
- Je laat 'the' weg in Engelse zinnen als je 'de' of 'het' ook weglaat in Nederlandse zinnen. My father met Queen Maxima in Amsterdam.
- Je laat 'the' ook weg voor namen van meren, winkels, straten en landen. They went to Albert Heijn for some salads.
Slide 35 - Tekstslide
Geen 'the'
Aanvulling: Soms hoort 'the' bij de naam van het land.
The Netherlands The United States
Slide 36 - Tekstslide
Geen 'the'
Gebruik geen 'the' na:
- Both (beide) - All (alle, de hele) - Most (de meeste)
Both countries are very nice to visit.
Slide 37 - Tekstslide
An
An= een
Gebruik je voor woorden die in de uitspraak met een klinker (a,e,i,o,u) beginnen.
I bought an apartment. It took us an hour to find it.
Slide 38 - Tekstslide
A
A = een
Gebruik je voor woorden die in de uitspraak met een medeklinker (zoals b, d, k) beginnen.
This is a nice neighbourhood. He always wears a uniform.
Slide 39 - Tekstslide
Geen article
Geen lidwoord als je het hebt over leden van een groep, wel als het gaat over de groep als geheel.
People think Australians are really laid-back.
The Australians are tough to beat at rugby.
Slide 40 - Tekstslide
Geen article
Je gebruikt geen lidwoord voor: - titels - wanneer iemand de enige is die een bepaalde functie uitoefent.
He is Prime Minister of Australia. He is President of the United States.
Slide 41 - Tekstslide
Geen article
Je gebruikt geen lidwoorden in een aantal vaste uitdrukkingen: to/at/in/from school/university etc. to/in/into/out of bed. to/at/from work to/at sea to/in/from town
at/from home
Slide 42 - Tekstslide
Geen article in vaste uitdrukkingen.
leave home leave/start/enter school / university etc. by day / at night by car/ bus etc. by radio/phone/mail etc.
We met Joanne at school.
Slide 43 - Tekstslide
Japanese and ....Korean cultures are quite distinct.
A
an
B
a
C
the
D
-
Slide 44 - Quizvraag
Take the chance to stand out in ___ crowd.
A
an
B
a
C
the
D
-
Slide 45 - Quizvraag
___ politicians generally don't talk about a subject directly.