17.9. Sophie 4, m ww v.t.

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programm, Dienstag 17.9. 

Sophie 4
Modalverben in der Vergangenheit

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SO   Di 24.9.
Wörterlisten   (alle kopierten Wörterlisten)
zwakke werkwoorden ott en ovt 
hulp- en modale werkwoorden ott, ovt en vt

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sophie Scholl




Maak aantekeningen!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Modalverben

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbinde die Modalverben mit der Bedeutung.
müssen
sollen
kunnen
mogen, toestemming hebben
moeten (noodzaak)
moeten (opdracht, bevel)
leuk vinden, lusten, aardig vinden
willen
wollen
mögen
dürfen
können

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

MODALE HULPWERKWOORDEN

dürfen
können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen




mogen, toestemming hebben
kunnen, in staat zijn tot
houden van, lusten
moeten (noodzaak)
moeten (opdracht, bevel)
willen
weten


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is bij de vormen van de modale hulpwerkwoorden anders dan bij zwakke werkwoorden?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

modale werkwoorden

dürfen

können

mögen

müssen

sollen

wollen

wissen
ich
darf
kann
mag 
muss
soll
will
weiß
du
darf-  st
kann - st 
mag - st
muss - t
soll - st
will - st
weiß - t
er/sie/es
darf
kann
mag
muss
soll
wil
weiß
wir
dürf - en
könn - en
mög - en
müss - en
soll - en
woll - en
wiss - en
ihr
dürf - t
könn -
mög - t
müss - t
soll - t
woll - t
wiss - t
sie/Sie
dürf - en
könn - en
mög - en
müss - en
soll - en
woll - en
wiss - en
ge-durf-t
ge-konn-t
ge-moch-t
ge-muss-t
ge-soll-t
ge - woll -t
ge-wuss- t

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modalverben Präteritum
Modale hulpwerkwoorden in verleden tijd (o.v.t.)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modalverben im Präteritum

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergangenheit (o.v.t.)

zwak werkwoord spielen

modal hulpwerkw
können
ich
spielte
konnte
du
spieltest
konntest
er/sie/es
spielte
konnte
wir
spielten
konnten
ihr
spieltet
konntet
sie/Sie
spielten
konnten
er
hat gespielt
hat gekonnt

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wolltest
sollte
 durften
mochtet
mochten
durftest
mochte
konnten
wolltet
wollten
sollte
mussten
wusste
ich
sollten
wusstest
konnte
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Warum ___________ du gestern nicht kommen?
A
Könntest
B
Konntest
C
Kanntest
D
Konnst

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Was ______ er denn?
A
wollte
B
willte
C
wollt
D
willt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Üben Modaleverben
Gegenwart                 Übung 1
                                        Übung 2
                                        Übung 3
                                        Übung 4

Vergangenheit        Übung 5
                                       Übung 6

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Üben 'zwakke werkwoorden'
Übung 1
Übung 3  (voltooid deelwoord)
Übung 4 (voltooid deelwoord)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hausaufgabe für Mittwoch 18.9.

Lernen:    Wörterliste Seite 397


Nächste Stunde: Buch + Material Wanderlust

Slide 19 - Tekstslide

EHBL Karten austeilen
(Modalverben): hij moet - weet - mag
A
er musst - weißt - darf
B
er muss - weißt - mag
C
er muss - weiß - darf
D
er muss - weiß - mag

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Literatur 
Wanderlust 3+4

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 'Wanderlust'
  • Je kan je leeservaring en vragen verwoorden
  • Je kan participeren aan een inhoudelijke discussie over      literatuur
  • Je kan omgaan met onbekende Duitse woorden in een tekst

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handelingsdeel      8 oct
Werkboek inleveren

Extra opdracht maken

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Übersetzt:
1. der Abiturient
2. jemandem Bescheid       sagen
3. die Stelle
4. zunächst

5.  nodig hebben
6.  succesvol
7.   moeilijk
8.  van plan zijn

Slide 24 - Tekstslide

1. de examenleerling
2. iemand informeren
3. de plaats, plek, baan
4. allereerst
'
5. brauchen
6. erfolgreich
7. schwierig, schwer
8. vorhaben, beabsichtigen