Week 5 lezen voorbereiding pw

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Goedemorgen 3F
1. Lesson up signaalwoorden
2. Afmaken dagboekfragment of online lezen H6


Slide 2 - Tekstslide

Doelen toets
1.  Ik weet wat een hoofdgedachte is.
2. Ik kan zeggen wat het onderwerp en de hoofdgedachte is bij een tekst.
3. Ik kan de hoofdzaken uit een tekst halen.
4. Ik weet wat er met een lay out bedoeld wordt en ik kan hier voorbeelden bij geven.
5.  Ik kan signaalwoorden koppelen aan tekstverbanden.
6. Ik kan aangeven waarom een schrijver een afbeelding bij een tekst gebruikt (4x)
7. Ik kan aangeven hoe een tekst wordt ingeleid.
8. Ik weet wat ik moet doen als ik een zinsgedeelte of zin moet citeren.
9. Ik kan aangeven welk doel een tekst heeft.






Slide 3 - Tekstslide

Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.
Tekstverband?
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 4 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je? 'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 5 - Quizvraag


Zoek tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting

Slide 6 - Quizvraag

Om.......Te.... tekstverband is
A
oorzaak - gevolg
B
redengevend
C
doel - middel
D
concluderend

Slide 7 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
terwijl
B
daarnaast
C
toch
D
mits

Slide 8 - Quizvraag

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 9 - Quizvraag

Noem 2 signaalwoorden bij een mening

Slide 10 - Open vraag

Noem 1 tekstverband dat hoort bij een oorzaak-gevolg

Slide 11 - Open vraag

Noem 2 signaalwoorden van voorwaarden

Slide 12 - Open vraag


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
De belangrijkste zin van een alinea
B
Het onderwerp van de tekst.
C
Een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent.
D
Het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin.

Slide 13 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
A
Twee scholen in de Randstad verbieden leerlingen examen te doen
B
Een school mag een leerling adviseren af te zien van examen
C
Vijf leerlingen meldden zich de afgelopen maand bij het LAKS
D
Om een hoog slagingspercentage te garanderen, weigeren scholen leerlingen met slechte cijfers examen te laten doen.

Slide 14 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Slide 16 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte?

Slide 17 - Open vraag

Wat wil je maandag nog oefenen?

Slide 18 - Woordweb