P2 - Herhaling Interbellum

Het Interbellum
Welkom bij geschiedenis
Samenvatting
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het Interbellum
Welkom bij geschiedenis
Samenvatting

Slide 1 - Tekstslide

Rusland na WO1
  • Russische Revolutie 1917; burgers in opstand tegen oorlog, honger en ongelijkheid. Tsaar treedt af.
  • Oktober revolutie in 1917; Lenin komt aan de macht met communisten (geen privebezit; iedereen gelijk) 
  • Burgeroorlog, Rode leger wint 1921
  • 1922: Sovjet Unie
  • Lenin sterft 1924
Opvolger is Stalin

Slide 2 - Tekstslide

Sovjet-Unie
onder Stalin 

Slide 3 - Tekstslide


Jozef Stalin


Leider,  van de Sovjet-Unie (1924-1953)
Onder Stalin werd het communistische Sovjet-Unie een totalitaire samenleving. (een samenleving waarin de machthebbers controle hebben op alle onderdelen van de samenleving, van scholen en theaters tot kranten en sportclubs. 

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken van Stalinisme
  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één partij met sterke leider, Stalin
  • Indoctrinatie door propaganda en censuur
  • extreem onderdrukkend systeem: angst en terreur door geheime politie, strafkampen, showprocessen en zuiveringen.

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken van Stalinisme
  • De economie werd geregeld door een Planeconomie.
  • Een van de plannen voor de economie was de Collectivisatie.
  • de Sovjet-Unie was een totalitaire staat: individu was totaal ondergeschikt aan de staat
  • door middel van showprocessen werden zuiveringen gehouden.
  • Stalin werd vereerd als een groot leider; alles is goed; persoonsverheerlijking

Slide 6 - Tekstslide


Planeconomie

  • Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een planeconomie.
  • Dit betekende dat de staat besliste wat én hoe er moest worden geproduceerd.

Slide 7 - Tekstslide

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 8 - Tekstslide


Collectivisatie

  • Tientallen kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd (collectivisatie) tot één groot boerenbedrijf, een kolchoz
  • De boerengezinnen werkten en woonden daar met elkaar. 
  • De grond, het vee, de gereedschappen, de oogst: alles was van iedereen. 


Slide 9 - Tekstslide


Showprocessen


  • Tegenstanders worden (meestal) vals beschuldigd en worden in een oneerlijke rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.

  • Bij dit soort showprocessen stond de uitkomst al vast voordat de rechtszaak was begonnen: schuldig!

Slide 10 - Tekstslide



  • ...en ze waren zeer effectief! De angst onder de bevolking was groot. 
  • Zelfs zó groot dat mensen niet meer op een familiefoto met deze 'verraders' wilden worden vertoond.

Slide 11 - Tekstslide


Goelag

  • Miljoenen 'tegenstanders' kwamen terecht in een goelag, een strafkamp.
  • In deze 'opvoedingskampen' moesten de gevangenen, onder zeer zware omstandigheden, dwangarbeid verrichten.

  • Sommige van deze kampen hadden niet eens hekken, omdat ontsnappen zinloos was: de kou en de wolven zouden je uiteindelijk wel doden

Slide 12 - Tekstslide

Fascisme in Europa
  • 'Oplossing voor de crisis'

  • Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 13 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is.

Slide 14 - Tekstslide


Fascisme

Fascisme is een politieke stroming, 
ook  extreem-rechts genoemd

De naam komt van een bijl met takken (fasces) uit het Romeinse Rijk.

Slide 15 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden.


Slide 16 - Tekstslide


Benito Mussolini


Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
richt  de Zwarthemden op (knokploeg)

Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, 
 de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 17 - Tekstslide

Verdrag van Versaille
Verdrag van Versaille
  1. Herstelbetalingen betalen aan de geallieerden. 
  2. Gebieden afstaan: Elzas-Lotharingen+ delen naar Polen 
  3. Koloniën afstaan
  4. Demilitariseren. (maximaal 100.000 soldaten en tanks werden verboden) 

Slide 18 - Tekstslide

Volkerenbond
  • 1919 opgerichte volkerenorganisatie
  • Doel: oorlogen voorkomen.
  • Probleem: Volkerenbond heeft weinig macht + Duitsland en VS geen lid.

Slide 19 - Tekstslide

Weimarrepubliek

  • Na de oorlog was het Duitse keizerrijk voorbij
  • De socialisten stichtten met de rijkskanselier een regering
  • Deze kwam bijeen in het plaatsje Weimar
  • Deze Weimarrepubliek werd door coalities geregeerd

Slide 20 - Tekstslide

Weimarrepubliek
  • Vanaf 1918 tot 1933 de Republiek van Weimar
  • De Republiek van Weimar is niet populair onder het volk.
  • Veel gevechten op straat.
  • Dolkstootlegende 


Slide 21 - Tekstslide

Hyperinflatie Duitsland
1923
  • Om de herstelbetalingen te doen laat de Weimar regering extra geld bijdrukken. 
  • Hierdoor wordt het geld minder waard: hyperinflatie
  • Spaargeld Niets meer waard
  • Algemeen: onrust.

Slide 22 - Tekstslide

Het Dawesplan
  • In 1924 kwamen de geallieerden met het Dawesplan
  • De herstelbetalingen werden tijdelijk verlaagd en er kon geleend worden van de Amerikanen

Slide 23 - Tekstslide

Dawesplan

Slide 24 - Tekstslide

Crisis in de wereld vanaf 1929
  • Door overproductie van fabrieken in Amerika, veel kopen op afbetaling en teveel vertrouwen in aandelenhandel, klapt de Amerikaanse economie in elkaar.
  • Landen die veel met de VS handelen, worden de crisis mee in gesleept.
  • Veel armoede
  • anti-democratische partijen konden profiteren van de mondiale crisis: 
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting
Begrip:
  • Op afbetaling

Slide 25 - Tekstslide

Beurskrach
Een beurskrach of beurscrash is een plotselinge grote daling van de koersen van aandelen op de beurs. Een beurskrach kan leiden tot een economische crisis

Slide 26 - Tekstslide

Beurskrach

Slide 27 - Tekstslide




De opkomst van Hitler
Duitsland onder Hitler

Slide 28 - Tekstslide

Crisis in de wereld vanaf 1929
  • Door overproductie van fabrieken in Amerika, veel kopen op afbetaling en teveel vertrouwen in aandelenhandel, klapt de Amerikaanse economie in elkaar.

  • Landen die veel met de VS handelen, worden de crisis mee in gesleept... 

Slide 29 - Tekstslide

Gevolgen:
VS had geen geld meer en stopt de hulp aan Duitsland

Gevolg:   economische crisis

Deze wordt enorm gevoeld in Duitsland.

Slide 30 - Tekstslide

Armoede
Werkloosheid

Slide 31 - Tekstslide

 Tijdens de verkiezingen van 1930 werd duidelijk dat twee 
anti-democratische partijen konden profiteren van de mondiale crisis: 
  • de communistische KPD en 
  • de NSDAP van Hitler.
Let op de relatie tussen de verkiezingsuitslagen van de NSDAP en de Beurskrach
De Beurskrach en de opkomst van de NSDAP
https://duitslandinstituut.nl/naslagwerk/54/beurskrach-en-politieke-instabiliteit

Slide 32 - Tekstslide

 Nationaal-Socialisme
  • Nationaal-Socialisme 

  • Ook wel: nazisme genoemd

Vorm van fascisme 
+ Rassenleer & antisemitisme

Slide 33 - Tekstslide

Ideeën van de nationaalsocialisten
  • De NSDAP (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij) profiteert van de crisis.
  • Beloofde economisch herstel.
  • Zou het Verdrag van Versailles ongedaan maken.
  • Een Duitsland om trots op te zijn.
  • 'Verlies WOI en crisis is de schuld van de Jood!'
  • Ideeën Hitlers' NSDAP: 
  • Anti-democratisch
  • Één sterke leider
  • Rassenleer
  • Het Arische ras is beter dan andere rassen.
  • Antisemitisme
  • 'Jodenhaat'

Slide 34 - Tekstslide

Nederland crisis
  • Problemen in Nederland door crisis 1929. 
  • Regering Colijn:   Aanpassingspolitiek, oftewel bezuinigen.
  • Regering Colijn was geen succes --> ontstaan van nieuwe partijen.
  • Een van die partijen was de Nationaalsocialistische Beweging.

Slide 35 - Tekstslide

Werkverschaffings-projecten
  • Net als in andere landen probeert de overheid werklozen aan werk te helpen met werkverschaffingsprojecten.
  • Kanalen graven, parken aanleggen
  • Grote projecten zoals het Amsterdams Bos en de Afsluitdijk helpen mannen aan werk en een beetje inkomen.
  • Weigeren betekende geen inkomen

Slide 36 - Tekstslide

Rassenleer
  • Rassenleer hoort ook bij het nationaalsocialisme.
     
  • De onwetenschappelijke leer dat er superieure en minderwaardige rassen bestaan. 

Slide 37 - Tekstslide

Rassenleer en discriminatie (ka 43)
- Hitler combineert antisemitisme met de rassenleer:
  • verschillen tussen rassen: übermenschen (Ariërs) en untermenschen (bv. joden en zigeuners)
  • aangeboren eigenschappen: uiterlijk én karakter
- Discriminatie: ongelijke behandeling joden 
  • vastgelegd in Neurenbergerwetten (1935) 
  • joden geen burgerrechten, geen vermenging rassen
  • later terreur (Kristallnacht 1938), deportatie en moord

Slide 38 - Tekstslide

Beloftes van Hitler
  • Na de wereldcrisis van 1929 kwam Duitsland diep in de problemen. Adolf Hitler profiteerde van de ellende door het volk veel dingen te beloven:
  1. Hitler zou Duitsland uit de economische problemen helpen en de werkloosheid oplossen
  2. nationale eenheid (grondgebied terug, weer een sterk land)
  3.  Hitler beloofde zich niet meer aan het verdrag van Versailles te houden als hij aan de macht kwam
hoe?
  1. grootscheepse propaganda (bewist eenzijige informatie verspreiden)
  2. paramilitair vertoon (geüniformeerde, bewapende, miliaire groepen die bestaan naast het leger, bijvoorbeeld de SA Sturm Abteilung)

Slide 39 - Tekstslide

Gevolgen

De NSDAP is bij de verkiezingen van 1932 de grootste partij.

Hitler wordt aangewezen als  Rijkskanselier. (minister-president)

Slide 40 - Tekstslide

Hitler wordt kanselier
30 januari 1933
  • Na de verkiezingen van november 1932 wordt de NSDAP de grootste partij.
  • Andere partijen (en de president) kunnen niet meer om Hitler heen: Hitler wordt Rijkskanselier (minister-president). 
  • Er worden nieuwe verkiezingen uitgeschreven, die zouden plaatsvinden in maart 1933.

Slide 41 - Tekstslide