Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
1 / 26
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Ik had na dat leuke weekend echt geen zin in school.
Slide 6 - Open vraag
Toen mijn zakgeld op was kon ik geen
chocola meer kopen in de pauze.
chocola meer kopen in de pauze.
Slide 7 - Open vraag
Hoeveel zinsdelen zie je hier?
Bij mijn oma speel ik altijd spelletjes.
Bij mijn oma speel ik altijd spelletjes.
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 8 - Quizvraag
Bij mijn oma doe ik altijd spelletjes met mijn nichtje als we daar logeren.
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
Hoe kun je persoonsvorm dus ook alweer vinden?
Slide 11 - Open vraag
Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord kiezen
D
Getal veranderen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 13 - Quizvraag
Zet deze zin in een andere tijd:
We hebben een taart gemaakt.
We hebben een taart gemaakt.
Slide 14 - Open vraag
Verander het aantal in deze zin:
We hebben een taart gemaakt.
We hebben een taart gemaakt.
Slide 15 - Open vraag
Maak een vraagzin van deze zin:
We hebben een taart gemaakt.
We hebben een taart gemaakt.
Slide 16 - Open vraag
De persoonsvorm heeft drie kenmerken.
Wat is de persoonsvorm?
Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Ik kom vanavond een uurtje later.
Ik kom vanavond een uurtje later.
A
later
B
kom
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm van deze zin:
Hebben jullie je huiswerk gemaakt voor vandaag?
Hebben jullie je huiswerk gemaakt voor vandaag?
A
gemaakt
B
hebben
C
huiswerk
D
vandaag
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
We moesten veel antwoorden invullen.
We moesten veel antwoorden invullen.
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Tekstslide
0
Slide 22 - Video
De leerlingen hadden
de toets goed gemaakt.
de toets goed gemaakt.
Slide 23 - Woordweb
De jongens uit de
tweede klas waren
alweer te laat.
tweede klas waren
alweer te laat.
Slide 24 - Woordweb
Wat is het onderwerp in deze zin?
De fiets van Kai stond in de schuur van zijn ouders.
De fiets van Kai stond in de schuur van zijn ouders.
Slide 25 - Open vraag
Wat is het onderwerp in deze zin?
Gwen wilde graag een briefje geven aan Nina.
Gwen wilde graag een briefje geven aan Nina.
