In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
HERHALING HAVO 5
RECHTSSTAAT 1, 2, 3, 4 en 6
Slide 1 - Tekstslide
lees de vragen nauwkeurig
Slide 2 - Tekstslide
Uitbreiding van spreekrecht betekent meer spreektijd voor
A
De advocaat van de verdachte
B
De officier van justitie
C
De rechter
D
Het slachtoffer
Slide 3 - Quizvraag
Maak de juiste combinaties.
1. De ........................ bepaalt in de rechtszaak de straf.
2. Regels over opsporing, berechting en straffen noemen we het ........................................
3. Een rechter houdt ........... rekening met de mening van politici.
4. De rechter houdt ........... rekening met de leeftijd van de verdachte.
5. Een rechter mag geen hogere straf dan de .............................. geven.
6. Iemand die ontoerekeningsvatbaar is kan ............. worden gestraft.
7. Je kunt alleen straf krijgen voor dingen die volgens de ................... strafbaar zijn.
8. Een rechtsstaat is .......................... een democratie.
9. Het recht op vrijheid van meningsuiting staat omschreven in de ..........................
rechter
politie
grondrecht
strafrecht
wel
geen
altijd
soms
minimumstraf
maximumstraf
recht
plicht
wet
ook
grondwet
Slide 4 - Sleepvraag
WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) Opsporingsbevoegdheden zijn uitgebreid om georganiseerde misdaad en terrorisme te bestrijden 2)Uitbreiding van bevoegdheden moet leiden tot meer veiligheid maar betekent ook inperking van vrijheden
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een Requisitor?
A
De eis van het OM met toelichting
B
Het voorlezen van het strafbare feit van het OM
C
De verdediging van de advocaat van de verdachte
D
A. B en C zijn allemaal onderdelen van het requisitor
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn de 4 grondbeginselen van de rechtsstaat?
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd noemen we
A
Rechtsnormen
B
Waardenormen
C
Overheidsregels
D
Parlementaire normen
Slide 9 - Quizvraag
Hoger beroep
Dagvaarding
Verweer
Mediation
Burgerlijk recht
Dwangsom
'Je moet voor de rechter komen'
Reactie gedaagde
Onafhankelijke bemiddeling
Een rechtszaak overdoen
Dit zorgt ervoor dat een partij het vonnis nakomt.
Voor conflicten tussen burgers onderling
Slide 10 - Sleepvraag
WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) In de grondwet staat wat de grondrechten zijn maar ook hoe het land geregeerd moet worden 2)Naast de rechtsgebieden Publiekrecht en Privaatrecht bestaat er nog het Rechtsgebied Strafrecht
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Trias Politica, drie machten:
wetgevende
uitvoerende
rechterlijke
wie?
wie?
wie?
wat ze doen:
wat ze doen:
wat ze doen:
wetten uitvoeren en handhaven
parlement
rechters
zij die de wet overtreden bestraffen
stelt wetten op
Regering / ministers
Slide 13 - Sleepvraag
Wat is het doel van een sociaal grondrecht?
A
De burger beschermen tegen de overheid.
B
De burger beschermen tegen zichzelf en anderen
C
Zorgen dat iedereen zich aan de sociale regels houdt.
D
Om de overheid aan te sporen bepaalde zaken voor de burger te waarborgen.
Slide 14 - Quizvraag
Welke waarden moeten door de rechtsstaat worden gewaarbord?
A
Gelijkheid, gerechtigheid en wetgevendheid
B
Veiligheid, gerechtigheid en vrijheid
C
Veiligheid, gelijkheid en vrijheid
D
Gelijkheid, Vrijheid en Onafhankelijkheid
Slide 15 - Quizvraag
WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) Een goed voorbeeld van eigenrichting is als verdachten kunnen kiezen tussen een gevangenisstraf of een alternatieve straf 2) Een rechter is onafhankelijk en mag daarom in een strafzaak zelf de maximumstraf bepalen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 16 - Quizvraag
WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) De 3 machten binnen de Trias Politica zijn in Nederland strikt van elkaar gescheiden 2) Als een Nederlandse wet strijdig is met Europese regels dan kan een rechter de minister en het parlement NIET tot de orde roepen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 17 - Quizvraag
De machtenscheiding is niet 100% van toepassing op het openbaar ministerie omdat
A
Ze zowel onder uitvoerende als rechterlijk macht vallen
B
Ze in bepaalde gevallen ook recht mogen spreken
C
A én B
D
Niet A en Niet B
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Het principe dat de overheid alleen beperkingen op mag leggen aan de vrijheid van burgers als die beperkingen in de wet zijn vastgelegd, noemen we het
A
Democratisch Principe
B
Legaliteitsbeginsel
C
Rechtsprincipe
D
Vrijheidsbeginsel
Slide 20 - Quizvraag
Het legaliteitsbeginsel zien we terugkomen in de volgende maatregel
A
Alleen wat strafbaar is volgens de wet mag bestraft worden
B
Een rechter mag voor moord zelf de maximum straf bepalen
C
Na een uitspraak van de rechter kun je in principe niet voor een 2e keer voor hetzelfde feit worden vervolgd
D
A, B én C
Slide 21 - Quizvraag
een dwangsom is.....
A
Een bedrag dat een van de partijen moet betalen wanneer hij nogmaals in de fout gaat.
B
een bedrag dat onder dwang wordt gevorderd
C
een bedrag dat een cliënt aan zijn advocaat moet betalen voor de gemaakte kosten
D
Niet A, niet B, niet C
Slide 22 - Quizvraag
Ik denk dat ik het volgende cijfer op mijn toets ga halen.