2.3 Tussenletters

2.3
10 minuten lezen

Doel: Ik weet wanneer je in een samenstelling wel of geen tussenletter spelt. 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.3
10 minuten lezen

Doel: Ik weet wanneer je in een samenstelling wel of geen tussenletter spelt. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • We lezen de theorie op blz. 194 en kijken de video-uitleg.
  • We oefenen op het bord.
  • Maak nu zelf opdracht 1 t/m 6.  

Slide 2 - Tekstslide

Tussenletters bij samenstellingen

Slide 3 - Tekstslide

Tussenletters bij samenstelling







3 soorten tussenletters:

Tussenletters  -en-
Tussenletter -e-
Tussenletter -s-

Slide 4 - Tekstslide

Samenstelling
Je kunt een nieuw woord maken door twee bestaande woorden aan elkaar te plakken. 

Slide 5 - Tekstslide

Tussenletters -en-
  • Als het eerste deel alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters:
  • Bananendoos
  • Schoenenwinkel
  • Kippensoep


Slide 6 - Tekstslide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een meervoud met -s en met -en heeft, gebruik je een -e- als tussenletter.
  • groenten + groentes
      
    DUS:
  • groentesoep
  • groenteboer


Slide 7 - Tekstslide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste deel een versterkende betekenis heeft, gebruik je ook -e- als tussenletter.
  • apetrots
  • reuzesterk

  • Als het eerste deel géén zelfstandig naamwoord is, gebruik je ook -e- als tussenletters:
  • lachebek, want lach is hier een vorm van het werkwoord lachen

Slide 8 - Tekstslide

Tussenletter -s-

De tussenletter -s- kun je meestal horen.

Begint het tweede woord ook met een s- of s-klank, vervang dan het tweede woord om de tussenletter -s- te horen.


Bijvoorbeeld:

dorpsstraat, want dorpshuis
varkensstal, want varkensvlees

Slide 9 - Tekstslide

Wat is goed?
A
groentenboer
B
groenteboer

Slide 10 - Quizvraag

Wat is goed?
A
kattenbak
B
kattebak

Slide 11 - Quizvraag

Wat is goed?
A
berenvel
B
berevel

Slide 12 - Quizvraag

Wat is goed?
A
apentrots
B
apetrots

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed?
A
liefdescène
B
liefdesscène

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed?
A
keuzenpakket
B
keuzepakket

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed?
A
zonnenscherm
B
zonnescherm

Slide 16 - Quizvraag