Maandag 11 november

1 / 22
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

0

Slide 1 - Video

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Leesboek
  • Laptop
  • Schrift 
  • Pen
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Raadsel

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

§ 3
Tussenletters in samenstellingen

les 3 Cursus 7 Spelling

Slide 6 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen


Doel: Ik weet wanneer je in een samenstelling wel of geen tussenletter spelt. 

Slide 7 - Tekstslide

Tussenletters bij samenstellingen

Slide 8 - Tekstslide

Tussenletters bij samenstelling







3 soorten tussenletters:

Tussenletters  -en-
Tussenletter -e-
Tussenletter -s-

Slide 9 - Tekstslide

Samenstelling
Je kunt een nieuw woord maken door twee bestaande woorden aan elkaar te plakken. 

Slide 10 - Tekstslide

Tussenletters -en-
  • Als het eerste deel alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters:

  • Bananendoos
  • Schoenenwinkel
  • Kippensoep


Slide 11 - Tekstslide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een meervoud met -s en met -en heeft, gebruik je een -e- als tussenletter.

  • groenten + groentes
      
    DUS:
  • groentesoep
  • groenteboer


Slide 12 - Tekstslide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste deel een versterkende betekenis heeft, gebruik je ook -e- als tussenletter.
  • apetrots
  • reuzesterk

  • Als het eerste deel géén zelfstandig naamwoord is, gebruik je ook -e- als tussenletters:
  • lachebek, want lach is hier een vorm van het werkwoord lachen

Slide 13 - Tekstslide

Tussenletter -s-

De tussenletter -s- kun je meestal horen.

Begint het tweede woord ook met een s- of s-klank, vervang dan het tweede woord om de tussenletter -s- te horen.


Bijvoorbeeld:

dorpsstraat, want dorpshuis
varkensstal, want varkensvlees

Slide 14 - Tekstslide

Wat is goed?
A
groentenboer
B
groenteboer

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed?
A
kattenbak
B
kattebak

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed?
A
berenvel
B
berevel

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed?
A
apentrots
B
apetrots

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed?
A
liefdescène
B
liefdesscène

Slide 19 - Quizvraag

Wat is goed?
A
keuzenpakket
B
keuzepakket

Slide 20 - Quizvraag

Wat is goed?
A
zonnenscherm
B
zonnescherm

Slide 21 - Quizvraag

Wat ga je doen?
  • Cursus 7 Spelling 
  • § 3 Tussenletters in samenstellingen.
  • Je leest  de theorie op blz. 194 of online.

  • Je maakt opdracht 1 t/m 6 (online)

Slide 22 - Tekstslide