Een bijwoord zegt iets over een...
1. Een werkwoord: Les garçons vont régulièrement au cinéma.
( de jongens gaan regelmatig naar de bioscoop. )
2. Een bijvoeglijk naamwoord: Elle est très sympa.
( zij is erg aardig. )
3. Een ander bijwoord: Il marche trop lentement.
( Hij loopt te langzaam. )
4. De hele zin: Heureusement, nous sommes arrivés à l'heure.
( gelukkig zijn wij op tijd gekomen. )