De hoogte van het BBP wordt bepaald door 2 factoren:
de productiecapaciteit (= aanbodzijde = structuur)bestaat uit de maximale productie van alle productiefactoren in een land (hoofdstuk 3)
de bestedingen (= vraagzijde = conjunctuur)komen van de 4 sectoren in de economische kringloop (hoofdstuk 4):
consumenten, bedrijven, overheid en buitenland
Y = C + I + O + (E - M)
Slide 3 - Tekstslide
Bruto Binnenlands Product (BBP)
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Productiecapaciteit (structuur)
De grootte van de productiecapaciteit (structuur)
wordt bepaald door de kwantiteit (omvang)
en de kwaliteit van de productiefactoren (KANO):
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
Slide 6 - Tekstslide
1. De productiefactor Kapitaal
De omvang (kwantiteit) van de productiefactor kapitaal wordt bepaald door:
het producentenvertrouwen
de winsten van bedrijven
de rente (in Nederland door de ECB)
de besparingen van gezinnen
de invloed van de overheid met subsidies en heffingen
(arbeids-, kapitaal- of milieubesparend)
De innovatie (kwaliteit) van de productiefactor kapitaal wordt bepaald door de besteding ervan die leidt tot een verhoging van de arbeidsproductiviteit.
Slide 7 - Tekstslide
2. De productiefactor Arbeid
De omvang (kwantiteit) van de productiefactor Arbeid wordt bepaald door:
de omvang van de bevolking (zoals geboortes, immigratie en emigratie)
de samenstelling van de bevolking (zoals vergrijzing)
de participatiegraad (zoals deeltijd en kinderopvang)
de wetgeving (zoals leerplichtleeftijd en pensioenleeftijd)
De arbeidsproductiviteit (kwaliteit) wordt bepaald door:
de mate van scholing
de efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie
de mate van mechanisering, automatisering en digitalisering
de arbeidsmentaliteit
Slide 8 - Tekstslide
Arbeidsproductiviteit
De productiefactor arbeid wordt voornamelijk bepaald door de arbeidsproductiviteit: hoeveel ik produceer binnen een bepaalde tijd.
productiekosten lager (loonkosten per uur verdelen over meer producten) => prijzen lager
betere internationale concurrentiepositie => meer export
economische groei!
Slide 9 - Tekstslide
Arbeidsproductiviteit en loonkosten
Als de arbeidsproductiviteit stijgt, en de totale loonkosten van de werknemer blijven gelijk, dan zullen de loonkosten per product...
dalen, we kunnen de loonkosten immers over meer producten verdelen
Als de arbeidsproductiviteit daalt, en de totale loonkosten van de werknemer blijven gelijk, dan zullen de loonkosten per product...
stijgen, we kunnen de loonkosten immers over minder producten verdelen
Als de arbeidsproductiviteit 5% stijgt, en de totale loonkosten van de werknemer stijgen met 7%, dan zullen de loonkosten per product...
stijgen, de arbeidsproductiviteit stijgt immers minder hard dan de totale loonkosten
Slide 10 - Tekstslide
Arbeidsproductiviteit en loonkosten
Als de arbeidsproductiviteit en de totale loonkosten veranderen, hoeveel procent veranderen de loonkosten per product dan?
Procentuele verandering: omzetten naar indexcijfers!
Vanuit CAO is besloten de lonen te verhogen met 4%. De arbeids-productiviteit stijgt tegelijkertijd met 3%. Met hoeveel procent zijn de loonkosten per product gestegen?
De omvang (kwantiteit) en kwaliteit van de productiefactor natuur is moeilijker te beïnvloeden dan de andere productiefactoren, maar denk aan:
ontginning van nieuwe bronnen
inpoldering
irrigatie
boskap
overbevissing
milieuvervuiling
recycling
Slide 13 - Tekstslide
4. De productiefactor Ondernemerschap
De omvang (kwantiteit) en de kwaliteit van de productiefactor ondernemerschap kun je beschouwen als een eigenschap van de productiefactor Arbeid, denk hierbij aan:
zorgen voor een efficiënte organisatie
maken van goede investeringskeuzes
vergroten van de productiecapaciteit o.b.v. de productiefactor waar een tekort aan is
de overheid kan ondernemerschap stimuleren
door subsidies (zoals starters-, zelfstandigen-,
MKB- en investeringsaftrek)
Slide 14 - Tekstslide
Inkomensongelijkheid
Voordelen:
meer prikkels => arbeidsproductiviteit ↑
Nadelen:
hogere inkomens hebben een lage tijdsvoorkeur => consumptie ↓
lagere inkomens hebben minder geld voor scholing => arbeidsproductiviteit ↓
lagere inkomens hebben meer schulden
lagere inkomens hebben meer sociale en gezondheidsproblemen
minder sociale cohesie
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
De arbeidsproductiviteit van een land kan gemeten worden door:
A
de totale waarde van de productie te delen door het aantal arbeidsjaren
B
de totale toegevoegde waarde te delen door het aantal werknemers
C
het nationaal inkomen te delen door de totale beroepsbevolking
D
het bruto binnenlands product te delen door het aantal werknemers
Slide 17 - Quizvraag
Wat is geen oorzaak van een stijging van de arbeidsproductiviteit per uur?
A
mechanisering en automatisering
B
het maken van overuren
C
scholing
D
arbeidsverdeling en specialisatie
Slide 18 - Quizvraag
Door innovatie bij een tuinbedrijf worden 6 van de 9 werknemers overbodig en ontslagen. De arbeidsproductiviteit in het tuinbedrijf is gestegen met...
A
67%
B
100%
C
200%
D
300%
Slide 19 - Quizvraag
Irrigatie is een voorbeeld van het verhogen van de kwantiteit en kwaliteit van de productiefactor...
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap
Slide 20 - Quizvraag
Maakwerk deze week
wat: 3.1 t/m 3.8 in je schrift
hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag