Verdienen en uitgeven H3 paragraaf 1 en 2

Verdienen en uitgeven H3
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verdienen en uitgeven H3

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe productiefactoren de productiecapaciteit beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen op welke wijze productiefactoren de hoogte en groei v.h. het bbp beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe de kwaliteit en kwantiteit van iedere productiefactor vergroot kan worden.

Slide 2 - Tekstslide

BBP = Bruto Binnenlands Product
BBP = productiewaarde (toegevoegde waarde) van een land





BBP NL in 2022: € 950 miljard

Slide 3 - Tekstslide

BBP = Bruto Binnenlands Product
BBP = productiewaarde (toegevoegde waarde) van een land





BBP NL in 2022: € 950 miljard

Hoe kan de productie (waarde) van een land (op lange termijn) toenemen?

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kan de productie op de LANGE TERMIJN groeien?

Slide 5 - Open vraag

Productiecapaciteit
Productiecapaciteit = hoeveel je maximaal kunt produceren.




Productiecapaciteit = afhankelijk van de kwantiteit en de kwaliteit van de productiefactoren

Slide 6 - Tekstslide

Wat weten jullie over productiefactoren?

Slide 7 - Woordweb

Productiefactoren
Productiefactoren (OKAN / KANO)
  • Alles wat je nodig hebt om te produceren

  • Ondernemerschap
  • Kapitaal
  • Arbeid
  • Natuur

Slide 8 - Tekstslide

Productiefactoren
Hoogte bbp bepaald door:
  • Productiecapaciteit (aanbodkant/structurele kant)
  • Bestedingen (vraagkant van de economie)

Productiecapaciteit
  • Hoeveel een land maximaal kan produceren in een jaar

Bezettingsgraad
  • Hoeveel er van de maximale productiecapaciteit gebruikt wordt.

Slide 9 - Tekstslide

Groei van de economie
Korte termijn is het afhankelijk van de bestedingen.

Op de lange termijn is de groei van de economie (BBP) afhankelijk van:
  • Omvang (kwantiteit) productiefactoren
  • Kwaliteit productiefactoren

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat bepaalt de kwantiteit en de kwaliteit van de productiefactor arbeid?

Slide 12 - Open vraag

Arbeid

De omvang (kwantiteit) van de productiefactor Arbeid wordt bepaald door:
  1. de omvang van de bevolking (zoals geboortes, immigratie en emigratie)
  2. de samenstelling van de bevolking (zoals vergrijzing)
  3. de participatiegraad (zoals deeltijd en kinderopvang)
  4. de wetgeving (zoals leerplichtleeftijd en pensioenleeftijd)



De arbeidsproductiviteit (kwaliteit) wordt bepaald door:
  1. de mate van scholing
  2. de efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie
  3. de mate van mechanisering, automatisering en digitalisering
  4. de arbeidsmentaliteit


Slide 13 - Tekstslide

Arbeid
Kwantiteit van de productiefactor arbeid is afhankelijk van de beroepsbevolking.

Beroepsbevolking
  • Alle personen tussen 15 en de pensioenleeftijd die betaald werk hebben of op zoek zijn naar betaald werk en beschikbaar zijn.

Kwantiteit beroepsbevolking is afhankelijk van:
  • Omvang beroepsbevolking
  • Samenstelling beroepsbevolking
  • Wetgeving (pensioenleeftijd / leerplichtleeftijd).

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het verband tussen arbeidsproductiviteit en de internationale concurrentepositie?

Slide 15 - Open vraag

Arbeid
Arbeidsproductiviteit & internationale concurrentiepositie

Stel dat de arbeidsproductiviteit stijgt. Wat gebeurt er dan met de kosten per product?

  1. Arbeidsproductiviteit ↑
  2. Productie per werknemer ↑
  3. Loon verspreiden over meer producten 
  4. Loonkosten per product ↓
  5. Verkoopprijs ↓
  6. Internationale concurrentiepositie ↑


Slide 16 - Tekstslide

Doel van deze les
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe productiefactoren de productiecapaciteit beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen op welke wijze productiefactoren de hoogte en groei v.h. het bbp beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe de kwaliteit en kwantiteit van iedere productiefactor vergroot kan worden.

Slide 17 - Tekstslide

Arbeid
Indexcijfer loonkosten = indexcijfer loonkosten per werknemer  x 100%
      per product                            Indexcijfer arbeidsproductiviteit 

VOORBEELD
Loonkosten per werknemer stijgen met met 9% en de arbeidsproductiviteit stijgt met 5%. Bereken de stijging van de loonkosten per product.

UITWERKING
Indexcijfer loonkosten per product = 109 : 105 x 100% = 103,8 
Loonkosten per product stijgen met 3,8 %

Slide 18 - Tekstslide

Nu doen:
H3 lezen, maken en nakijken t/m opgave 3.6
over ongeveer 20 minuten bespreken
Klaar? Ga door met de volgende paragraaf 'Kapitaal'

Slide 19 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met de productiefactor 'Kapitaal'?

Slide 20 - Open vraag

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal



Slide 21 - Tekstslide

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal

Meer en betere kapitaalgoederen --> meer productie!






Slide 22 - Tekstslide

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal

Meer en betere kapitaalgoederen --> meer productie!

Dit betekent dat bedrijven moeten investeren (I)
--> deel van de winst
--> geld lenen <-- besparingen van gezinnen (S)







Slide 23 - Tekstslide

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal

Meer en betere kapitaalgoederen --> meer productie!

Dit betekent dat bedrijven moeten investeren (I)
--> deel van de winst
--> geld lenen <-- besparingen van gezinnen (S)

--> te grote loonstijgingen? --> meer (loon)kosten --> minder winst --> minder investeringen --> werkgelegenheid in gevaar





Slide 24 - Tekstslide

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal

Innovaties --> verhoging arbeidsproductiviteit 
                       --> besparen kapitaal e/o milieu
Productinnovatie:





Procesinnovatie: efficiëntere productieprocessen

Slide 25 - Tekstslide

Doel van deze les
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe productiefactoren de productiecapaciteit beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen op welke wijze productiefactoren de hoogte en groei v.h. het bbp beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe de kwaliteit en kwantiteit van iedere productiefactor vergroot kan worden.

Slide 26 - Tekstslide

Nu doen:
H3 lezen, maken en nakijken t/m opgave 3.11
over ongeveer 20 minuten bespreken
Klaar? Ga door met de volgende paragraaf 'Natuur'

Slide 27 - Tekstslide

Natuur
De omvang (kwantiteit) en kwaliteit van de productiefactor Natuur is moeilijker te beïnvloeden dan de andere productiefactoren, maar denk aan:
  
  1. ontginning van nieuwe bronnen
  2. inpoldering
  3. irrigatie

Slide 28 - Tekstslide

 Ondernemerschap
De omvang (kwantiteit) en de kwaliteit van de productiefactor ondernemerschap kun je beschouwen als een eigenschap van de productiefactor Arbeid. 

Gaat om de kennis, inzichten en activiteiten 
van mensen

Slide 29 - Tekstslide

Doel van deze les
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe productiefactoren de productiecapaciteit beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen op welke wijze productiefactoren de hoogte en groei v.h. het bbp beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe de kwaliteit en kwantiteit van iedere productiefactor vergroot kan worden.

Slide 30 - Tekstslide

Nu doen:
H3 lezen, maken en nakijken t/m 3.2.4 Ondernemerschap
over ongeveer 5 minuten bespreken
Klaar? Ga door met de volgende paragraaf 'Inkomensongelijkheid'

Slide 31 - Tekstslide

Waardoor wordt de arbeidsproductiviteit beïnvloed?

Slide 32 - Open vraag

Naast de beroepsbevolking en arbeidsproductiviteit. Wat zou nog meer de productiecapaciteit bepalen?

Slide 33 - Open vraag