Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Prefixes and Suffixes
Prefixes and suffixes
1 / 23
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Prefixes and suffixes
Slide 1 - Tekstslide
At the end of this LessonUp
you know what prefixes and suffixes are.
Slide 2 - Tekstslide
Prefixes en Suffixes
Een prefix is een voorvoegsel wat je voor een woord zet.
Er zijn veel verschillende prefixes, in deze LessonUp kijken we naar twee prefixes: un en re.
Suffixes komen achter een woord. In deze Lessonup kijken we naar vier suffixes: -er, -ful, -less en -ing.
Prefixes en suffixes veranderen de betekenis
van het woord.
Slide 3 - Tekstslide
Prefixes / Voorvoegsels
Komen
voor
het woord
Veranderen de betekenis
van het woord
Slide 4 - Tekstslide
Prefixes
Een prefix noem je in het Nederlands een voorvoegsel.
Je zet iets voor een woord om het een andere betekenis te geven.
Meestal zet je er
on
voor om het tegenovergestelde te zeggen:
vriendelijk
on
vriendelijk
prettig
on
prettig
Slide 5 - Tekstslide
Prefixes
A prefix changes the meaning of a word
In English you can use
un
as a prefix
able
un
able: To not be able to do something
Example: She is unable to attend tomorrow's meeting
Slide 6 - Tekstslide
Prefixes
A prefix changes the meaning of a word
In English you can use
un
as a prefix
beaten
un
beaten: To not have lost any games
Example: In 2004, Ajax went the whole football season unbeaten (ja, ja, de tijden veranderen!)
Slide 7 - Tekstslide
Prefixes
A prefix changes the meaning of a word
In English you can use
un
as a prefix
fair
un
fair: not equal or not right
Example: It's unfair to give you five tests in one week.
Slide 8 - Tekstslide
Use the prefix un.
What is the opposite of happy?
Slide 9 - Open vraag
Use the prefix un:
What is the opposite of kind?
Slide 10 - Open vraag
Prefixes
In het Nederlands gebruik je ook
her
als een voorvoegsel
Schrijven
her
schrijven
Gebruiken
her
gebruiken
Formuleren
her
formuleren
Her
gebruik je om aan te geven dat je iets opnieuw doet of moet doen. In het Engels gebruik je dan
re
Slide 11 - Tekstslide
Prefixes
A prefix changes the meaning of a word
In English you can use
re
as a prefix
fill
re
fill:
Example: I need to
re
fill my waterbottle before we go, it's nearly empty.
Slide 12 - Tekstslide
Prefixes
A prefix changes the meaning of a word
In English you can use
re
as a prefix
use
re
use:
Example: We can wash these jars and reuse them.
Slide 13 - Tekstslide
Prefixes
A prefix changes the meaning of a word
In English you can use
re
as a prefix
play
re
play:
Example: Because there was no winner the teams need to replay the game next week.
Slide 14 - Tekstslide
Use the prefix re:
We need to ......... (heat) our food, it had gone cold.
Slide 15 - Open vraag
Use the prefix re:
Our dog was lost, but suddenly it ...... (appeared) again.
Slide 16 - Open vraag
Suffixes / Achtervoegsels
Komen
achter
het woord.
Veranderen de betekenis
van het woord.
Slide 17 - Tekstslide
Suffixes:
ER
A suffix changes the meaning of a word
If you put the suffix
ER
at the end of a verb, you show a person's occupation or job.
To paint paint
er
To train train
er
To teach teach
er
Slide 18 - Tekstslide
Suffixes: ful
If you put the suffix
FUL
at the end of a word, you describe a characteristic (eigenschap) of something of someone.
colour colourful
To use useful
Pain painful
Slide 19 - Tekstslide
Suffixes: Less
If you put the suffix
LESS
at the end of a word, it means without.
fear fearless: Superman is a fearless man.
hair hairless: That man has no hair, he is hairless.
help helpless: He was lost in de desert, he was totally helpless.
Slide 20 - Tekstslide
Suffixes: ING
If you put the suffix
ing
at the end of a word, to descibe a product or action
paint painting (schilderij)
build building
walk walking
Slide 21 - Tekstslide
I know what a prefix and a suffix is.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 22 - Poll
Maak via Stepping Stones online:
Hoofdstuk 5, paragraaf E, writing and grammar:
BK: opdracht 28 A, B en C en opdracht 29.
TL/Havo: opdracht 27 A, B en C en 28.
Klaar: Leer via Slim Stampen de woordjes van hoofdstuk 5.
Slide 23 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Prefixes and Suffixes
April 2024
- Les met
27 slides
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
Prefixes and Suffixes
Maart 2024
- Les met
30 slides
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
Prefixes and Suffixes - Short Version
Maart 2024
- Les met
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
VTO 10022021
Augustus 2022
- Les met
12 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Prefixes and Suffixes verkort
Maart 2024
- Les met
20 slides
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
Prefixes and Suffixes: Building Blocks of Words
Maart 2023
- Les met
13 slides
2V - Affixes
April 2024
- Les met
19 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Week 24 Grammar E
Maart 2024
- Les met
11 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2