Er was een nacht zo vol van maan
dat iedereen wel op moest staan.
En buiten ging en dansen wou
onder de sterren in het blauw.
De lucht had zachte kleuren aan.
En hoog zeilde de grote maan.
Zij dansten tot het morgen werd.
Daarna ging alles verkeerd.
De zon kwam op, de maan verdween.
En iedereen was weer alleen.
Johanna Kruit uit De maan begon te schijnen, Leopold, 2002