4.3 Democratie in Nederland-1848

Par 4 Nederland in 1848




  Lesdoel = Welke veranderingen deden zich voor in Nederland rond 1850?
Maar eerst een herhaling......
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Par 4 Nederland in 1848




  Lesdoel = Welke veranderingen deden zich voor in Nederland rond 1850?
Maar eerst een herhaling......

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort niet thuis in het rijtje ?
  1. Huisnijverheid - agrarische revolutie - spinnewiel - verbetering infrastructuur
  2. massaproductie - urbanisatie - wind/waterkracht - verbetering communicatiemiddelen
  3. streven naar winst - uitbraak cholera - saai/eentonig werk - arbeiderswijken in de stad - gebrek aan openbaar vervoer

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf 1813
Nederland is een constitutionele monarchie - een koninkrijk met grondwet

In de grondwet staat dat Koning Willem I het kabinet (alle ministers) zelf mag benoemen en ontslaan. Hij is staatshoofd en heeft alle macht. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koning-koopman
  • Willem I wil van Nederland een modern land maken.


  • Om dit te kunnen betalen richtte hij bijvoorbeeld de Nederlandsche Handelsmaatschappij (NHM) op.


  • Via deze maatschappij werd geïnvesteerd in kanalen, wegen, spoorlijnen, enz.


  • Willem I wordt soms, spottend, ook wel koning-koopman genoemd, omdat vooral hijzelf erg rijk werd door de NHM.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rond 1848...
Liberalen krijgen meer aanhangers: zij willen meer vrijheid en inspraak voor burgers. 

Zij hebben kritiek op het gezag van de koning, en eisen een grondwetswijziging. Overal in Europa breken opstanden uit tegen de koningen. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thorbecke
Thorbecke is de macht van de koning zat en wordt de belangrijkste politicus in Nederland. Hij bedenkt de nieuwe grondwet.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Willem II ziet de bui hangen...
... en tekent voor een grondwetswijziging

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De koning verliest zijn macht, maar blijft staatshoofd.
De macht komt in handen van het parlement. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Par 3 Nederland in 1848

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. In welk jaar werd Willem II koning? 
2. In 1844 luisterde men vol verwachting naar de troonrede van de nieuwe koning. Is koning
Willem II op dat moment van plan om zijn macht uit handen te geven? 
3. Welke Kamerleden zijn vooral teleurgesteld na deze troonrede? 
4. Eén Kamerlid doet direct een poging om een wet te maken waarin geregeld wordt dat de
koning minder macht krijgt. Welk Kamerlid is dit? 
5. Krijgt dit wetsvoorstel een meerderheid? 
6. Hoe kan het dat koning Willem II in 1848 toch een commissie onder leiding van Thorbecke
een nieuwe grondwet laat schrijven? 
7. In welk land wordt de koning uit zijn paleis gezet? 
8. Hoeveel tijd heeft Thorbecke nodig om een nieuwe grondwet te schrijven? 
9. Wie krijgen er stemrecht door deze nieuwe grondwet? 
10. In welk jaar sterft Koning Willem II? 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Via deze link ga je naar een korte clip (2:33 minuten) over de grondwet van Thorbecke (1848).
1. In welk jaar werd Willem II koning? 1840
2. In 1844 luisterde men vol verwachting naar de troonrede van de nieuwe koning. Is koning
Willem II op dat moment van plan om zijn macht uit handen te geven? Nee
3. Welke Kamerleden zijn vooral teleurgesteld na deze troonrede? De liberale Kamerleden
4. Eén Kamerlid doet direct een poging om een wet te maken waarin geregeld wordt dat de
koning minder macht krijgt. Welk Kamerlid is dit? Johan Rudolph Thorbecke
5. Krijgt dit wetsvoorstel een meerderheid? Nee
6. Hoe kan het dat koning Willem II in 1848 toch een commissie onder leiding van Thorbecke
een nieuwe grondwet laat schrijven? De burgers komen in opstand en elders in Europa
hebben koningshuizen het moeilijk.
7. In welk land wordt de koning uit zijn paleis gezet? Frankrijk
8. Hoeveel tijd heeft Thorbecke nodig om een nieuwe grondwet te schrijven? Een week (hij had
het plan eigenlijk al klaar liggen)
9. Wie krijgen er stemrecht door deze nieuwe grondwet? Welgestelde mannen van boven de 25
jaar.
10. In welk jaar sterft Koning Willem II? 1849

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AANT=Na 1848...
Het parlement wordt slechts gekozen door de rijkste mannen=censuskiesrecht
Ministers zijn verantwoordelijk en kunnen naar huis gestuurd worden door het parlement
Bestuurlijke  beslissingen moesten voortaan goedgekeurd worden door het parlement (=volksvertegenwoordiging, eerste en tweede kamer)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk...
  • Indien je moeite hebt met de uitleg; lees par 
  • Maak par 3
  • bekijk de ontdekkingsplaten
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Par 3 Nederland in 1848





  Lees par 4.3

timer
7:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie is wie uit uit par. 3?
Koning Willem II
Koning Willem I
Johan Thorbecke
Napoleon

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk jaar was Napoleon definitief verslagen?
A
1812
B
1813
C
1814
D
1815

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na de nederlaag van Napoleon ontstond Het koninkrijk der Nederlanden. Deze bestond in 1815 uit:
A
Nederland
B
Nederland, België
C
Nederland, België, Luxemburg
D
Nederland, België, Luxemburg en de koloniën

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de eerste koning van het Koninkrijk der Nederlanden?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem V
C
Willem Alexander
D
Willem I

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koning Willem I was...
A
de zoon van stadhouder Willem V
B
de kleinzoon van Napoleon
C
een door het volk gekozen koning
D
geen familie van Willem van Oranje

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Willem I had als bijnaam 'Koopman Koning'. Waarom?
A
Hij was voor zijn koningschap koopman geweest
B
Hij wilde de Nederlandse economie en handel verbeteren
C
Hij wilde meer samenwerking tussen België en Nederland
D
Hij had vele aandelen op de beurs om snel rijk te worden

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot welk jaar hoorde België bij Nederland?
A
1815
B
1830
C
1848
D
1850

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is WAAR over een constitutionele monarchie?
A
De koning staat boven de grondwet
B
De koning houdt zich aan de grondwet
C
Het parlement legt wetten voor aan de koning
D
De koning legt wetten voor aan het parlement

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie had in 1815 in Nederland de meeste macht?
A
de koning
B
het parlement
C
het volk
D
regenten

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grondwet 1814
Grondwet 1848
Eerste kamer wordt gekozen door de provincies
Willem II
constitutionele monarchie 
parlementaire constitutionele monarchie
Eerste kamer wordt gekozen door de koning
Willem I

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke politieke groep mocht een nieuwe grondwet maken
A
Socialisten
B
liberalen
C
democraten
D
conservatieven

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk jaar kwam die nieuwe grondwet?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk jaar mochten alle Nederlandse burgers stemmen
A
1917
B
1919
C
1813
D
1848

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1848 zijn dit de belangrijkste namen:
A
Willem I - Lodewijk Napoleon
B
Willem II - Willem I
C
Willem II - Thorbecke
D
Willem III - Thorbecke

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar? 
A
Willem Lodewijk
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Thorbecke was een
A
Communist
B
Socialist
C
Man van adel
D
Liberaal

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie had de meeste macht na de grondwetswijziging van 1848?
A
De koning
B
Het parlement
C
Provinciale Staten
D
De ministers

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Laatste vraag ....Wat hoort niet bij de grondwetswijziging van 1848?
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
censuskiesrecht
C
Algemeen kiesrecht
D
De koning is onschendbaar

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het grondwetspel

  • Bekijk de grondwetsartikelen 
  • Noem 3 artikelen van voor 1848
  • Noem 3 artikelen van na 1848
  • Noem 3 artikelen die niet meer in onze grondwet staan
  • Noem 3 artikelen die volgens jou belangrijk zijn
  • Indien je klaar bent ga je verder met het hw voor de volgende les= leer en maak 4.3 
timer
15:00

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk...
  • Indien je moeite hebt met de uitleg; lees par 4
  • Maak t/m par 4
  • bekijk de ontdekkingsplaten
timer
10:00

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg bovenstaande afbeelding in (minmaal) drie zinnen uit

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parlement
1e Kamer
2e Kamer
Gekozen door Provinciale Staten
Gekozen door burgers (censuskiesrecht)
Koning
1848
Gekozen door burgers

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a.  huisnijverheid
b. massaproductie
c. George Stephenson
d. urbanisatie
e. cholera
f. liberalisme
g. rijke burgers
h. Thorbecke

1. stoomlocomotief
2. grondwetswijziging
3. Adam Smith
4. tbc
5. gebrekkige infrastructuur
6. stemrecht
7. industriele revolutie
8. spinmachines

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde
a. Belgie wordt onafhankelijk
b. James Watt vindt de stoommachine uit
c. de eerste stoomtrein tussen Haarlem en Amsterdam
d. bevolkingsgroei en urbanisatie in Engeland
e. Nederland wordt een koninkrijk
f.  grondwetswijziging van Thorbecke

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een toetsvraag
(2p)     In 1800 duurde een reis van Utrecht naar Amsterdam ongeveer zeven uur. In 1850 was het mogelijk die afstand af te leggen in iets meer dan een uur.
 Verklaar dat verschil.


Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



(2p) In 1800 duurde een reis van Utrecht naar Amsterdam
ongeveer zeven uur. In 1850 was het mogelijk die afstand af te leggen in iets meer dan een uur.
Verklaar dat verschil.

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Koning Willem I

Slide 44 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk...
  • Maak een begrippenlijst
  • Maak een chronologische volgorde lijst
  • Maak samenvattingen
  • Bekijk de lessonup lessen
timer
10:00

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies