Aanvaardbaarheid van argumentatie

Aanvaardbaarheid van argumentatie
4 havo

'Ja, dat zeg je nu wel, maar...'
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aanvaardbaarheid van argumentatie
4 havo

'Ja, dat zeg je nu wel, maar...'

Slide 1 - Tekstslide

Wat we gaan doen
  • Theorie aanvaardbaarheid
  • Aan de slag (opdracht 1)

Doel: je weet wanneer een argument acceptabel is en wanneer niet.

Slide 2 - Tekstslide

De aanvaardbaarheid van argumentatie

Een betoog beoordelen

Slide 3 - Tekstslide

Criteria voor een goede argumentatie:
  1. De argumenten zijn op zichzelf aanvaardbaar;
  2. De argumenten zijn relevant;
  3. De argumenten zijn onderling consistent;
  4. De argumenten zijn samen toereikend voor het ingenomen standpunt.

Slide 4 - Tekstslide

Aanvaardbaar
  • Waarderend argument: het publiek deelt de kennis en de opvattingen. > Je kunt beter een korte broek aan bij 35 graden, want een lange broek vind ik veel te warm.

  • Feitelijk argument (voldoet aan aan een van de volgende eisen):                   > komt overeen met algemene kennis van het publiek;                                           > is makkelijk te controleren en blijkt bij controle waar te zijn;
       > de bron is betrouwbaar.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer is een bron betrouwbaar?
  • is deskundig;
  • is onafhankelijk (heeft geen belang bij deze kwestie);
  • spreekt zichzelf niet tegen.

Slide 6 - Tekstslide

Veel mensen zijn tevreden met de huidige regering. Dit blijkt uit een enquête onder VVD-leden, waarin 60% aangaf het beleid te steunen.
A
Aanvaardbaar, want deskundigen geven hun mening.
B
Onaanvaardbaar, want de bron spreekt zichzelf tegen.
C
Aanvaardbaar, want de cijfers zijn controleerbaar.
D
Onaanvaardbaar, want de bron is niet onafhankelijk.

Slide 7 - Quizvraag

Relevant, consistent, toereikend
  • Een argument is relevant als het standpunt daardoor aannemelijker wordt (dus geen drogreden).
  • Argumenten zijn onderling consistent wanneer ze elkaar niet tegenspreken.
  • Argumenten zijn toereikend (=voldoende) wanneer ze samen het standpunt aanvaardbaar maken.

Slide 8 - Tekstslide

Relevantie
Voorbeeld: In een betoog over de noodzaak van meer fietspaden in de stad, is een relevant argument dat meer fietspaden de verkeersveiligheid voor fietsers verbeteren.
Niet-relevant: Een argument dat stelt dat meer fietspaden goed zijn voor het bedrijfsleven in een andere stad zonder de link naar verkeersveiligheid.

Slide 9 - Tekstslide

Consistentie
Voorbeeld: Als het betoog pleit voor meer fietspaden omdat het de gezondheid van de inwoners verbetert, moet dit argument consistent worden onderbouwd met gegevens over hoe fietsen bijdraagt aan een betere gezondheid.
Niet-consistent: Als in hetzelfde betoog wordt beweerd dat het aantal fietsongelukken zal toenemen zonder nadere toelichting, wordt de consistentie verbroken.

Slide 10 - Tekstslide

Toereikendheid
Voorbeeld: Om aan te tonen dat fietspaden leiden tot een daling in verkeersongelukken, kunnen statistieken uit verschillende steden worden gepresenteerd die een daling van ongevallen laten zien na de aanleg van fietspaden.
Niet-toereikend: Een enkel voorbeeld van een stad waar fietspaden zijn aangelegd zonder verdere data over het effect daarvan op verkeersongelukken is niet voldoende om de claim te ondersteunen.

Slide 11 - Tekstslide

Verder nog belangrijk:
Controleer, indien gevraagd, de argumenten op:
  • drogredenen;
  • voldoende weerlegging;
  • onderbouwing met subargumenten.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 1

Slide 13 - Tekstslide