7.3 De kans op werk

7.3 De kans op werk
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

7.3 De kans op werk

Slide 1 - Tekstslide

Als je werkloos bent kun je je inschrijven bij het ...
A
VWU
B
VUW
C
WVU
D
UWV

Slide 2 - Quizvraag

Als je niet geregistreerd staat
en werkloos bent heet dat...
A
verstopte werkloosheid
B
Stiekeme werkloosheid
C
Verborgen werkloos heid

Slide 3 - Quizvraag

Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?
A
Werknemers
B
Werkgevers

Slide 4 - Quizvraag

Alle bezette en onbezette arbeidsplaatsen bij elkaar opgeteld noem je de:
A
Arbeidsmarkt
B
Beroepsbevolking
C
Werkeloosheid
D
Werkgelegenheid

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen wat de kans op werk is voor werkzoekenden
  • Ik kan uitleggen hoe werkzoekenden hun kans op werk kunnen vergoten

Slide 6 - Tekstslide

Ongeschoold werk
Ongeschoold werk 
= Werk waarvoor geen opleiding nodig is.




Veel aanbod van arbeiders en weinig
vraag van werkgevers.

Wat vergroot de kans op werk?

Slide 7 - Tekstslide

Als je ongeschoold bent, is jouw kans op het vinden van werk...
A
kleiner
B
groter

Slide 8 - Quizvraag

Kennis, ervaring
Door veel kennis en ervaring te hebben, ben je gewild voor een ander bedrijf.

Gevolg: grote kans op het vinden van een baan

Slide 9 - Tekstslide

Als je veel ervaring hebt is jouw kans op het vinden van werk...
A
kleiner
B
groter

Slide 10 - Quizvraag

Talent
= Als je iets goed kunt. 
(beter dan de meeste mensen)



Ook eigenschappen als doorzettingsvermogen hebben en stressbestendig zijn belangrijk.

Slide 11 - Tekstslide

Met talent en/of doorzettingsvermogen is jouw kans op het vinden van werk...
A
kleiner
B
groter

Slide 12 - Quizvraag

Handicap
= Als je een beperking hebt





Bedrijven zien vaak op tegen de kosten van aanpassingen

Slide 13 - Tekstslide

Met een handicap is jouw kans op het vinden van werk...
A
kleiner
B
groter

Slide 14 - Quizvraag

Leeftijd
Jonge mensen zijn:
- goedkoper 
- minder vaak ziek
- Ze kunnen zich vaak gemakkelijker aanpassen aan de eisen van een
werkgever.



Slide 15 - Tekstslide

Als je jong bent, is jouw kans op het vinden van werk...
A
kleiner
B
groter

Slide 16 - Quizvraag

Kansen op banen
Grotere kans op een baan:
  • je bent opgeleid tot geschoold werk
  • je ervaring hebt in het werk
  • je je vakkennis bijhoudt
  • jouw talenten belangrijk zijn voor bedrijven.

Kleinere kans op een baan:
  • je ongeschoold bent
  • je ouder bent
  • je een handicap hebt

Slide 17 - Tekstslide

Leidinggevend of uitvoerend werk
Leidinggevend werk

Bij leidinggevend werk vertel je andere mensen wat zij  moeten doen en ben je verantwoordelijk voor het resultaat.​ 

Uitvoerend werk

Bij uitvoerend werk krijg je opdrachten van je baas en die voer je uit.

Slide 18 - Tekstslide

groepsopdracht

Je gaat in groepjes advies geven aan mensen zonder werk. 
Wie komt er het gemakkelijkste weer aan het werk en waarom?

Werk de vragen uit op papier!
over 10 minuten nabespreken!

Slide 19 - Tekstslide

1. Een violist, die jarenlang werke bij een orkest totdat er geen geld meer was voor het orkest, is werkloos.
2. Een loodgieter met een baas die hij niet meer aardig vindt.
3. Een huisvrouw die graag zou werken als verkoopster, maar hiervoor geen opleiding heeft gevolgd.
4. Een bibliotheekmedewerker die goed met een computer kan omgaan.
5. Een tuinman die last heeft van zijn rug en alleen in de winter geen werk heeft.

Hoe schat je de kansen van deze vijf mensen op werk in hun eigen vak en waarom?
Welke andere mogelijkheden hebben ze?
Welk advies zou je hen geven?
Opdracht
  • Hoe is de kans op het vinden van werk in hun vak en waarom?
  • Welke andere mogelijkheden hebben ze?
  • Welk advies geven jullie?

  1. Een violist, die jarenlang werkte bij een orkest totdat er geen geld meer was voor het orkest, is werkloos.
  2. Een loodgieter met een baas die hij niet meer aardig vindt.
  3. Een huisvrouw wil werken als verkoopster, maar geen diploma.
  4. Een bibliotheekmedewerker die goed met een pc kan omgaan

Bespreken over 8 minuten

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk:
  • Maken §7.3 opgave 6, 7, 9, 10 

Slide 21 - Tekstslide