KEUZEVOORZETSEL wiederholung

VWO 3
Start mit Kapitel 11 - Thema Gesundheit

Ihr braucht euer Buch, Heft und Stift!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

VWO 3
Start mit Kapitel 11 - Thema Gesundheit

Ihr braucht euer Buch, Heft und Stift!

Slide 1 - Tekstslide

Voorzetsel

Weißt du noch welcher Fall es ist?

durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang


aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer, gegenüber, entgegen


Slide 2 - Tekstslide

Ich fahre mit d.. Zug (m)
A
der
B
das
C
dem
D
die

Slide 3 - Quizvraag

Er kommt aus d.. Wohnung (v).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 4 - Quizvraag

Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 5 - Quizvraag

Meine Schwester ist bei d..... Zahnarzt(m).
A
der
B
dem
C
die
D
das

Slide 6 - Quizvraag

Ohne ........... Vater werde ich es nicht tun.
A
mein
B
meiner
C
meinen
D
meine

Slide 7 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels

Slide 8 - Tekstslide

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 9 - Quizvraag

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.



Slide 10 - Tekstslide

Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?

Slide 11 - Quizvraag

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                                                       wann? (=wanneer)


Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Er kommt in ein... Stunde (v)

Wanneer komt hij? over een uur dus DATIV

Er kommt in einer Stunde.



Slide 12 - Tekstslide

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich. 
 

Slide 13 - Tekstslide

Jetzt ihr! 
S. 55 Nr. 3.3 a
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Hausaufgabe
Machen:
S. 56 Aufgabe 3.3. b 
S. 57/58 Aufgabe 3.4 Wörterliste A

Lernen: 
Wörterliste A

Slide 16 - Tekstslide

Habt ihr noch Fragen?

Slide 17 - Open vraag