2.5 Verplichte verzekeringen

2.5 Verplichte verzekeringen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.5 Verplichte verzekeringen

Slide 1 - Tekstslide

Een verzekeraar heeft twee even grote groepen verzekeringsnemers.

Groep A: kans op schade 10%, gemiddeld schadebedrag €600,-
Groep B: kans op schade 30%, gemiddeld schadebedrag €1000,-

De premie bedraagt dan:
A
€60
B
€300
C
€160
D
€180

Slide 2 - Quizvraag

Hoe noemen we de prijs die je betaalt om jouw risico te verzekeren?
A
Premie
B
Solidariteit
C
Polis
D
Eigen risico

Slide 3 - Quizvraag

Welke maatregel werkt het beste tegen moreel wangedrag (moral hazard)?
A
Premiedifferentiatie
B
Eigen risico
C
Overheidsingrijpen

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noemen we dat deel van de schade die de verzekerde zelf moet betalen?
A
Polisvoorwaarden
B
Risico-aversie
C
Premiedifferentiatie
D
Eigen risico

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noem je het als mensen met een laag risico bereid zijn om te betalen voor mensen met een hoog risico?
A
Risicospreiding
B
Solidariteit
C
Risicoaversie
D
Moral hazard

Slide 6 - Quizvraag

Verplichte verzekeringen
In de  vorige paragraaf hebben we het gehad over premiedifferentiatie: iedereen betaalt een premie die hoort bij het risico van jouw groep.

Als het gaat om vrijwillige risico's is dat terecht.
Iemand die bewust meer risico neemt mag best meer betalen voor een verzekering.

Slide 7 - Tekstslide

Verplichte verzekeringen
Maar: als het gaat om onvrijwillige risico's is dat minder terecht.
Vb: Iemand die meer kans heeft op ziek worden, zonder dat hij daar iets aan kan doen.
Het is dan niet helemaal eerlijk als diegene meer premie moet betalen dan iemand die toevallig een lager risico heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Solidariteit
Daarom werken verzekeringen vaak met verplichte solidariteit. Dat betekent dat degene met een laag risico voor een deel betaalt voor het hoge risico van een ander.
Vb. Bron 37.
Allebei betalen ze €200,- premie. Hun risico is niet even hoog. Abel betaalt dus voor een deel het risico van Tamar

Slide 9 - Tekstslide

Solidariteit
Maar:  Weinig mensen zijn bereid om meer te betalen voor een ander. Abel gaat zich misschien wel niet verzekeren, want de premie is hoog vergeleken bij zijn risico.

Daarom: verplichte verzekeringen. De overheid verplicht dan iedereen om zich te verzekeren. Zo worden alle risico's gespreid.

Slide 10 - Tekstslide

Verplichte verzekering
Bij een verplichte verzekering is iedereen verzekerd en kunnen mensen met een laag risico er niet voor kiezen om zich niet te verzekeren.

Dit gaat dus averechtse selectie tegen. (je loopt dus geen risico dat alleen mensen met een hoog risico zich verzekeren).

Slide 11 - Tekstslide

Volksverzekeringen
Sommige verzekeringen zijn verplicht, maar moet je zelf afsluiten. Voorbeeld: zorgverzekeringen.
Er zijn ook verzekeringen die de overheid zelf regelt en iedereen verplicht. Die noem je: volksverzekeringen.




Slide 12 - Tekstslide

Deze verzekeringen betaal je automatisch als je inkomen hebt. Als je werkt: gaat van je loon af. Als je een uitkering hebt: gaat van je uitkering af.
Voorbeeld: De Algemene Ouderdomswet (AOW).
Iedereen die de pensioenleeftijd heeft bereikt krijgt deze uitkering, ook als je niet hebt gewerkt. Dit wordt betaald door alle mensen die werken. Zo dwingt de overheid solidariteit af.

Slide 13 - Tekstslide

Onder de 18 ben je meeverzekert met je ouders.
Als je 18 wordt, moet je sommige verzekeringen zelf regelen.


Verplicht:
- Zorgverzekering
- WA-verzekering (als je een motorvoertuig hebt)
Verstandig:
- Reisverzekering (soms nog bij ouders op)
- Inboedelverzekering (als je op kamers gaat)



Slide 14 - Tekstslide

Zodra je klaar bent met studeren moet je al je verzekeringen zelf regelen en gaat dit niet meer via je ouders.

Hierna volgen een aantal verzekeringen. Vervolgens gaan we even jullie kennis over deze verzekeringen testen.


Slide 15 - Tekstslide

Verplicht:
Zorgverzekering (maar die had je al vanaf je 18e)
WA-verzekering (als je een auto hebt)
Overlijdensrisicoverzekering (als je een huis koopt)
 Opstalverzekering (als je een huis koopt)
Verstandig:
 Inboedelverzekering
Aansprakelijkheidsverzekering
Reisverzekering

Verder:
Rechtsbijstandsverzekering
Uitvaartverzekering
Annuleringsverzekering



Slide 16 - Tekstslide

Wat verzeker je met een WA-verzekering?
A
Alle schade aan je auto
B
De schade die een ander aan jouw auto maakt
C
De schade die jij aan de auto van een ander maakt
D
Alle schade die jij maakt

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een overlijdensrisicoverzekering?
A
Als je overlijdt krijgen je nabestaanden een bepaald bedrag
B
Als je overlijdt krijg je een bepaald bedrag
C
Als je overlijdt krijgen je nabestaanden jouw geld
D
Als je overlijdt krijgen je nabestaanden je huis

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een opstalverzekering?
A
Een verzekering voor als er schade is aan spullen die je opstalt.
B
Een verzekering voor als er schade is aan je huis zelf.
C
Een verzekering voor als er schade is aan je schuur.
D
Een verzekering voor als er schade is aan je spullen.

Slide 19 - Quizvraag

Naast een opstalverzekering moet je ook een inboedelverzekering. Waar zou dit voor zijn?

Slide 20 - Open vraag

Waarvoor is een aansprakelijkheidsverzekering?
A
Schade die jij veroorzaakt aan spullen van een ander
B
Schade die jij veroorzaakt aan het lichaam van een ander
C
Schade die jij veroorzaakt aan spullen en/of het lichaam van een ander

Slide 21 - Quizvraag

Verplicht
Niet verplicht
Soms verplicht
Aansprakelijkheidsverzekering
Inboedel-
verzekering
Opstalverzekering
Reisverzekering
Zorgverzekering
WA-verzekering

Slide 22 - Sleepvraag