3.1 Water op aarde

3.1 Water op aarde
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.1 Water op aarde

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel procent van het aardoppervlak bestaat uit water?
A
30%
B
40%
C
55%
D
70%

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel procent van het totale water is zoet water?
A
35%
B
80%
C
44%
D
3%

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende vormen van water

Slide 5 - Tekstslide

Hoe ontstaat een wolk?

Slide 6 - Open vraag

Hoe onstaat een wolk?
Belangrijk begrip hierbij is grondwater

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Verschillende soorten rivieren
Regenrivier
Gletsjerrivier
Gemengde rivier

Hoe zouden deze rivieren zijn ontstaan?

Slide 9 - Tekstslide

Hoe ontstaat een gemengde rivier?
A
Een gletsjerrivier vervoert sneeuw
B
Een regenrivier bevat veel afval
C
Wanneer eenregenrivier en een gletsjerrivier samen komen tot 1 rivier
D
Een regenrivier vervoert regenwater, een gletsjerrivier afval

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer heeft een gletsjerrivier het meeste water in de rivier zitten?
A
in het voorjaar
B
in het najaar
C
in de herfst
D
in de winter

Slide 11 - Quizvraag

Foto's van een regenrivier en een gletsjerrivier

Slide 12 - Tekstslide

Foto's van een regenrivier en een gletsjerrivier
Waarom zou dit bij bron 8 ook een gemengde rivier kunnen zijn?

Slide 13 - Tekstslide

Hoe komt een gebied/land aan water?
A
Er lopen rivieren doorheen
B
Er valt neerslag
C
Mensen gebruiken een tuinslang
D
Water uit de kraan

Slide 14 - Quizvraag

Waterbalans

Slide 15 - Tekstslide

Waterbalans
Waterbalans positief?

Waterbalans negatief?

Slide 16 - Tekstslide

Waterbalans
Waterbalans positief?

Waterbalans negatief?

Wel of niet genoeg water voor mens en natuur

Overschot en tekort kan er ontstaan

Slide 17 - Tekstslide

De waterbalans kan zowel positief als negatief zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Grondwater en oppervlaktewater
Grondwater = water dat onder de grond zit, dit kan ontstaan als het regenwater de grond in sijpelt

Oppervlaktewater = water aan het oppervlak, denk hierbij aan meren en rivieren (of plekken waar je kan zwemmen en varen)

Slide 19 - Tekstslide

Infiltratie
Vloeibaar naar gasvormig
Gasvormig naar vloeibaar
Opgeslagen in de vorm van ijs
Motor van de kringloop van het water
Oppervlaktewater

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Welke risicofactoren ken je die de kans op een overstroming vergroten?

Slide 22 - Woordweb

6 risicofactoren --> grotere kans op overstroming
1. Gebied ligt in rivier- of kustvlakte
2. Gebied ligt aan de voet van een berg
3. Gebied ontvangt veel regenval tegelijk met piekafvoer smeltwater
4. Gebied ligt in zone waar tropische orkanen voorkomen
5. Gebied kent ontbossing (stroomopwaarts)
6. Gebied heeft te maken met verstening

Slide 23 - Tekstslide

1. Rivier- en kustvlakte 
  •  70 % procent van de mensen 
woont in  overstromingsgebied 
  • dubbel gevaar door zee en 
rivier

Slide 24 - Tekstslide

2. Gebieden aan de voet van een berg 
Als het hard regent, kan de regen niet de grond in trekken > alles stroomt snel naar de rivier > piekafvoer

Slide 25 - Tekstslide

3.Afsmelten sneeuw + regentijd
In gebieden waar het zomers warm en regentijd is

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

4. tropische orkanen 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

In normale situatie zal water de grond in trekken, net als in een spons

Slide 30 - Tekstslide

1.Ontbossing 
Door ontbossing kan er minder water de grond in trekken
Het stroomt dan over het oppervlak sneller naar de rivieren > veel water tegelijk in de rivier = piekafvoer

Slide 31 - Tekstslide

2. Verstedelijking 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Overstromingen nemen toe

Slide 35 - Tekstslide

Meer overstromingen door
  1. Water kan niet de grond intrekken (infiltratie) door ontbossing en verstening
  2. Rivieren worden 'opgesloten' tussen dijken > Ze kunnen hierdoor ook niet meer overstromen in gebieden waar het niet gevaarlijk voor mensen zou zijn > meer water blijft in de rivieren 

Slide 36 - Tekstslide

Meer overstromingen door
  1. Bodemdaling: door het oppompen van grondwater krimpt de grond en daalt de bodem
  2. Zeespiegelstijging door het versterkte broeikaseffect > doordat het gemiddeld warmer wordt op aarde smelten gletsjers op de zuidpool en in de bergen. Dit water komt extra erbij in de zee en rivieren

Slide 37 - Tekstslide

3.1 Water op aarde

Slide 38 - Tekstslide