Klare taal les 26 trappen van vergelijking

Grammatica 



Les 26
Trappen van vergelijking
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica 



Les 26
Trappen van vergelijking

Slide 1 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 2 - Tekstslide

De regel
+er
+st

Slide 3 - Tekstslide

de trappen van vergelijking 

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg
je schrijft woorden in de vergrotende trap met -er
je schrijft woorden in de overtreffende trap met -st

mooi - mooier - het mooist
klein - kleiner - het kleinst
hoog - hoger - het hoogst
jong - jonger -  hetjongst

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg
Let op de spelling

groot - groter - het grootst
lief - liever - het liefst
vies - viezer - het viest

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg
eindigt het woord op -r? dan gebruik je -der

duur - duurder - het duurst
zuur - zuurder - het zuurst
ver - verder - het verst

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg: een zin maken
bij een vergelijking gebruik je vaak het woordje dan.

Ik ben ouder dan mijn zusje. 
jij bent langer dan jouw vriend. 
Deze auto is duurder dan die auto. 

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg: speciale woorden
Deze moet je leren en niet meer vergeten 🤓

goed - beter - best
graag - liever - het liefst
veel - meer - het meest
weinig- minder - het minst

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen
Pim is snel. 
Ahmed is nog sneller.
Sofia is het snelst. 

Voorbeeld
Een kat is mooi.
Een hond is nog ...
Een paard is het ...

Slide 10 - Tekstslide

Welk woord is weg?
dun - dunner - ...
A
dun
B
dunner
C
dunst
D
dunnetje

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is weg?
... - groter - grootst
A
groot
B
groter
C
grootst
D
grotere

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is weg?
bang - ...-bangst
A
bang
B
banger
C
bangst
D
bangste

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is weg?
... - kleiner - kleinst
A
klein
B
kleiner
C
kleinst
D
kleinste

Slide 14 - Quizvraag

Vul in:
De sport auto is het ...
A
mooi
B
mooier
C
mooist

Slide 15 - Quizvraag

Vul in:
Ik vind jouw broek ...
A
leuk
B
leuker
C
leukst

Slide 16 - Quizvraag

Vul in:
jong - jonger - ....

Slide 17 - Open vraag

Vul in:
lelijk - ... - lelijkst

Slide 18 - Open vraag

Gebruik: 'mooi'
Dit horloge is ... dan jouw horloge.

Slide 19 - Open vraag

Gebruik: 'stom'
Dit T-shirt is het ...

Slide 20 - Open vraag

Video
Welke vergelijkingen hoor je?

Schrijf ze op. 

Daarna bespreken we het.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Antwoorden
Veel - meer - meest
vaak - vaker
beter
groter
belangrijkste
mooi - mooier - mooist

Slide 23 - Tekstslide

Aan het werk

Maak Klare Taal les 26. 
Blz. 75
Succes 🍀

Slide 24 - Tekstslide