In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
oefenen
Slide 1 - Tekstslide
Geef aan in welke groep deze stof hoort.
Na2S
A
metaal
B
moleculaire stof
C
zout
Slide 2 - Quizvraag
Geef aan in welke groep deze stof hoort.
Al
A
metaal
B
moleculaire stof
C
zout
Slide 3 - Quizvraag
Geef aan in welke groep deze stof hoort.
H2O2
A
metaal
B
moleculaire stof
C
zout
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de verhoudingsformule van magnesiumchloride?
A
MgCl
B
Mg2Cl
C
MgCl2
D
Mg2Cl2
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de verhoudingsformule van ammoniumfosfaat?
A
NH4PO4
B
(NH4)3PO4
C
NH4(PO4)3
D
PO4(NH4)3
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de juiste verhoudingsformule van zinkhydroxide ?
A
Zn2(OH)2
B
Zn2OH
C
Zn(OH)2
D
ZnOH
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de naam van CuO ?
A
Koperoxide
B
Koper(I)oxide
C
Koper(II)oxide
D
Koper(III)oxide
Slide 8 - Quizvraag
Welke naam hoort bij deze verhoudingsformule:
Na2SO4
A
natriumsulfide
B
dinatriumsulfide
C
dinatriumsulfaat
D
natriumsulfaat
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de juiste naam van dit zout?
Hg(NO3)2
A
Kwiknitriet
B
Kwikdinitraat
C
Kwik(II)nitriet
D
Kwik(II)nitraat
Slide 10 - Quizvraag
Jarosiet, heeft de volgende verhoudingsformule bereken de lading van het ijzer ion.
NH4Fe3(SO4)2(OH)6
A
2-
B
3-
C
2+
D
3+
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de juiste oplosvergelijking van natriumcarbonaat?
A
Na₂CO₃(s) → Na⁺ (aq)+ 2 CO₃²⁻(aq)
B
Na₂CO₃ (s)→ Na₂⁺ (aq) + CO₃²⁻(aq)
C
Na₂CO₃ (s)→ 2 Na⁺(aq)+ CO₃²⁻(aq)
D
NaCO₃(s) → Na⁺ (aq)+ CO₃²⁻(aq)
Slide 12 - Quizvraag
De oplosvergelijking van aluminiumfosfaat is:
AlPO4
A
Al3+(aq)+PO43−(aq)→AlPO4(s)
B
AlPO4(s)→Al3+(aq)+PO43−(aq)
C
Dit zout lost slecht op.
D
AlPO4→Al3++PO43−
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de indampvergelijking voor het zout natriumchloride?
A
Na++2Cl−→NaCl2
B
NaCl(aq)→NaCl(s)
C
Na+(aq)+Cl−(aq)→NaCl(s)
D
NaCl(s)→Na+(aq)+Cl−(aq)
Slide 14 - Quizvraag
De indampvergelijking van zinknitraat is:
Zn(NO3)2
A
Zn2+(aq)+NO3−(aq)→ZnNO3(s)
B
Zn(NO3)2(s)→Zn2+(aq)+2NO3−(aq)
C
Zn2+(aq)+2NO3−(aq)→Zn(NO3)2(s)
D
ZnNO3(s)→Zn2+(aq)+NO3−(aq)
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de triviale naam van calciumhydroxideoplossing?
A
Natronloog
B
Kaliloog
C
Kalkwater
D
Kalkloog
Slide 16 - Quizvraag
De systematische naam van keukenzout is...
A
natriumcarbonaat
B
kaliumchloride
C
natriumchloride
D
kaliumjodide
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de juiste notatie van een hydraat?
A
Cu2+(aq)+Cl−(aq)
B
NaCl(aq)+H2O(l)
C
BaBr(s)+H2O(l)
D
Ca3Si2O7⋅H2O(s)
Slide 18 - Quizvraag
Calciumchloride is een zout dat wordt gebruikt om waterdamp uit de lucht op te nemen. Hierbij ontstaat het hydraat calciumchloridehexahydraat. Wat is de formule van dit hydraat?
A
CaCl.H2O
B
CaCl2.H2O
C
CaCl.6H2O
D
CaCl2.6H2O
Slide 19 - Quizvraag
Geef de formule van het groene zouthydraat chroomchloride
A
CrCl2.6H2O
B
CrCl3
C
CoCl2.6H2O
D
CrCl3.6H2O
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de molariteit van de oplossing als je 9,42 gram glucose oplost tot 2,5 L
C6H12O6
A
45,5 M
B
0,073 M
C
0,021 M
D
Ik heb geen idee!!
Slide 21 - Quizvraag
De molariteit van een glucose-oplossing is 0,550M. Hoeveel mol glucose zit er in 200ml?
A
2,75⋅10−3mol
B
1,10⋅10−1mol
C
2,75⋅10−1mol
D
1,10⋅102mol
Slide 22 - Quizvraag
In een calciumchloride-oplossing is de molariteit calciumionen 0,20 mM. Wat is de molariteit van de chloride-ionen?
A
0,20 mM
B
0,40 mM
C
0,10 mM
D
geen idee
Slide 23 - Quizvraag
We lossen 1,0 mol aluminiumsulfaat op in 2,0 L water. Dus 2,0 mol aluminiumionen in de oplossing. Wat is de molariteit van de aluminiumionen in de oplossing?
A
0,5 mol/L
B
1,0 mol/L
C
2,0 mol/L
D
6,0 mol/L
Slide 24 - Quizvraag
Jorieke lost 15 g ammoniak op in water en vult dit aan tot 135 mL. Wat is de molariteit van deze oplossing?