4.4 Het zenuwstelsel

4.4 het zenuwstelsel
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

4.4 het zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

4.4 leerdoelen
Ik kan
  • uitleggen hoe het zenuwstel qua bouw en functie is ingedeeld.
  • voorbeelden noemen en herkennen van de verschillende stelsels.
  • verschillende zenuwen noemen en herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

4.4 succescriteria

  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: centrale zenuwstelsel, perifere zenuwstelsel, autonome en animale zenuwstelsel, orthosympatisch en parasympatisch.

  • je kunt de de leerdoelen in begrijpelijke taal aan een ander uitleggen.
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken.

Slide 3 - Tekstslide

Indeling op anatomie
Lees 4.4


Slide 4 - Tekstslide

Welke 3 verschillende zenuwcellen zijn er ook al weer?

Slide 5 - Open vraag

Doen
Lees 4.4.1

Slide 6 - Tekstslide

Is een zenuw hetzelfde als een zenuwcel? Leg uit waarom wel/niet.

Slide 7 - Open vraag

Zenuwen maken deel uit van welk zenuwstelsel?

Slide 8 - Open vraag

Iemand raakt met een arm een heet voorwerp aan en schreeuwt: "Au!".
Via welke typen neuronen zijn dan impulsen geleid?

Slide 9 - Open vraag

indeling op functie
animaal 
- veelal bewust

autonoom (vegetatief)
- veelal onbewust
- orthosympatisch en parasympatisch
- doelwitorganen zijn hetzelfde

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Iemand schrijft een brief.
Maxima zegt dat het animale zenuwstelsel actief is.
Amalia zegt dat het autonome zenuwstelsel actief is.
Alexia zegt dat ze beiden actief zijn.
Ariane is nog te jong en zegt niets.
Wie heeft er gelijk?

Slide 12 - Open vraag

Noteer de juiste woorden.
Je gaat een sportwedstrijd spelen. Kort voor de wedstrijd biedt iemand je een patatje aan. Als je verstandig bent, dan zeg je nee, omdat het orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel de vertering van de patat vertraagt / versnelt.

Slide 13 - Open vraag

Noteer het juiste woord.
Tijdens de wedstrijd klopt je hart sneller en adem je dieper, omdat het orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel je lichaam actief houdt.

Slide 14 - Open vraag

Noteer het juiste woord.
Direct na de wedstrijd is je orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel nog actief

Slide 15 - Open vraag

Noteer de juiste woorden.
Topsporters moeten voor de dopingcontrole vaak urine inleveren, direct na de wedstrijd. Dat kost wel / geen moeite, omdat het orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel het plassen remt / bevordert.

Slide 16 - Open vraag

Noteer het juiste woord.
Na de wedstrijd ga je lekker douchen en je kruipt op de bank, je valt bijna in slaap. Dit komt doordat het orthosympatisch / parasympatisch zenuwstelsel grote invloed heeft.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het goede antwoord op de vorige vraag? (I-vraag)

Slide 19 - Open vraag

Heb je behoefte aan een contactmoment met de docent?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

aan de slag
  • Maak de basiskennisvragen 1 t/m 4 van 4.4
  • Maak de toetsvragen 1 & 6 van 4.4
  • Maak een begrippenlijst of samenvatting van 4.4


Lever foto's van je gemaakte huiswerk in op de volgende slide

Slide 21 - Tekstslide

Lever hier een foto in van het huiswerk.
Basiskennisvragen 1 t/m 4 van 4.4
Toetsvragen 1 & 6 van 4.4
Begrippenlijst/samenvatting van 4.4

Slide 22 - Open vraag