les 4: werkwoordspelling pv vt sterke ww

Lesdoel
de regel van de persoonsvorm 
tegenwoordige tijd en verleden tijd kennen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel
de regel van de persoonsvorm 
tegenwoordige tijd en verleden tijd kennen

Slide 1 - Tekstslide

Les 20 november 2020
huiswerkcontrole
boekpromoties (Arryn/Julie/Belle/Ersin)
nakijken huiswerk (1+2 blz 136/137)
samen (klassikaal): opdracht 3 blz 137


Slide 2 - Tekstslide

Boekpromoties

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

soorten werkwoorden
sterke = klankveranderend = 
lopen-liepen/zitten-zaten/drinken-dronken/etc

zwakke = klank blijft hetzelfde =
werken/fietsen/praten/halen/branden/koken/etc

Slide 6 - Tekstslide

soorten werkwoorden
  • sterke = t.t.: zie schema / v.t.: uit je hoofd leren
  • zwakke = zie schema

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Les 20 november 2020

Slide 10 - Tekstslide

Les 20 november 2020

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de regel voor de tegenwoordige tijd?
A
stam, stam+t, stam+en
B
bij 't-ex-kofschip te of ten
C
ik-vorm, ik-vorm+t, hele ww
D
ge + hele ww + d of t

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de regel voor de verleden tijd?
A
stam, stam +t, stam +en
B
bij 't-ex-kofschip te of ten
C
ik-vorm, ik-vorm+t, hele ww
D
ge + hele ww + d of t

Slide 13 - Quizvraag