6.3 zeker van je inkomen

6.3 Zeker van je inkomen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

6.3 Zeker van je inkomen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie komt in aanmerking voor een WW uitkering?
A
De uitzendkracht
B
De man van 70 jaar oud
C
De freelancer
D
Bert die op staande voet is ontslagen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een werkeloze, verzekerde komt in aanmerking als hij of zij?
A
Aan de 10 uit 15 weken eis voldoet
B
Als hij of zij 1 maand minimaal heeft gewerkt
C
Als hij of zij aan de referte eis voldoet
D
Als hij of zij boven de 25 jaar oud is

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een werkeloze, verzekerde is werkeloos als....?
A
Geen werk heeft en beschikbaar is voor werk
B
minimaal 5 uur per week werk verliest en beschikbaar is voor werk.
C
minimaal tien uur per week werk verliest en beschikbaar is voor werk
D
gewoon beschikbaar is voor werk

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bert heeft zelf ontslag genomen bij Avgo Verzekeringen. Komt hij in aanmerking voor een WW uitkering
A
Als hij aan de referte eis voldoet ja
B
Als hij aan de referte eis en wekeneis voldoet wel
C
Hij komt niet in aanmerking voor een WW uitkering
D
Ja, want hij is niet verwijtbaar ontslagen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jasmijn is accountant en is werkeloos geraakt. Welke periode mag zij richting hetzelfde werk solliciteren
A
1 jaar
B
2 maanden
C
zeven maanden
D
zes maanden

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor de aanvraag van een WW-uitkering hanteert het UWV een vermogenstoets
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke wet is bedoeld voor ouderen boven de 60 jaar te voorkomen dat zij na de ww in de bijstand komen
A
IOW
B
IAW
C
WIA
D
AOWI

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak is juist?
A
Pieter werkt 26 uur en verliest vier uur werkt. Hij is werkloos.
B
Owen werkt acht uur in de week en verliest vijf uur werk. Hij is werkloos.
C
Maria werkt twee dagen in de week in het huishouden. Zij verliest vijf uur werk, zij is werkloos
D
Gaya werkt tien uur in de week en verliest drie uur in de week. Zij is werkloos.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een werknemer voldoet aan de referte-eis als....?
A
15 uit 20 weken heeft gewerkt
B
26 uit 36 weken heeft gewerkt
C
50 uit 60 weken heeft gewerkt
D
weken doen er niet toe

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fatima is een week voor haar ontslag ziek. Ziekte telt niet mee in de referte-eis.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist als het om de vier-uit-vijf-eis gaat?
A
Het gaat om een periode van zeven jaar waarin iemand mantelzorger is geweest.
B
Een jaar telt mee als de werknemer over minstens 52 dagen (tot 2013) in een jaar loon kreeg.
C
Een jaar telt mee als de werknemer over minstens 220 uur (vanaf 2013) in een jaar loon kreeg.
D
Het gaat om een periode waarin iemand een wereldreis gemaakt heeft.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke antwoorden zijn uitsluitingsgronden om WW te krijgen?
A
werknemer is een periode ziek geweest
B
werknemer zit in de gevangenis
C
werknemer is 65 jaar geworden
D
werknemer vertrekt naar het buitenland

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ww-uitkering eindigt op het moment...
A
Als je ziek wordt
B
Vrijwilligerswerk gaat doen
C
Als je 1x vergeet te solliciteren
D
als je ander werk hebt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ali is 67 jaar en werkloos geworden. Hij krijgt IOW en heeft sollicitatieplicht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel maanden is de basisuitkering ww?
A
2 maanden
B
5 maanden
C
6 maanden
D
3 maanden

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve voorzieningen worden door de Staat betaald. Collectieve voorzieningen zijn
A
Dingen die door alle mensen in het land te gebruiken zijn.
B
Dingen die per persoon worden geregeld.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN collectieve voorziening?
A
Park
B
Basisschool
C
Sportschool
D
Snelweg

Slide 18 - Quizvraag

Collectieve voorzieningen
Voorzieningen die de overheid betaalt en waar iedereen gebruik van mag maken.
Wat zijn maatschappelijke kosten?
A
Kosten die een bedrijf maakt.
B
Kosten die gemaakt worden en die ministers betalen.
C
Kosten voor onderhoud van wegen e.d.
D
Negatieve gevolgen van productie voor de samenleving.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heten de voordelen van de productie voor de samenleving?
A
Maatschappelijke kosten
B
Maatschappelijke baten

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

sociale zekerheid
- geeft het recht op voldoende geld om van te leven
- wordt betaald uit sociale premies en belastingen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer heb je recht op een ww-uitkering?


Een werkloze heeft recht op een ww-uitkering als:

  • hij 26 weken in loondienst heeft gewerkt tijdens de laatste 36 weken.
  • hij zelf geen schuld heeft aan zijn ontslag.
  • en zich voor de twee na de laatste werkdag heeft ingeschreven als werkzoekende bij het UWV.


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel en hoe lang is de WW-uitkering?

De ww-uitkering bedraagt:

  • 1e + 2e maand = 75% van het brutoloon
  • Na 2e maand tot einde WW =  70% van het brutoloon


Hoelang is de ww-uitkering?

-  max. 24 maanden → daarna in de bijstand




Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel uitkering krijg je?

Je bent inmiddels 6 maanden geleden ontslagen. Je verdiende een bruto inkomen van € 2000,-.

Hoeveel uitkering krijg je nu per maand?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaal minimum
  • In de sociale wetten staat hoe hoog een uitkering is


  • Werklozen zonder ww uitkering > bijstand


  • Sociaal minimum: bedrag waarvan je net kunt rondkomen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De sociale zekerheid wordt betaald van de ...
A
belastinginkomsten en sociale premies.
B
sociale premies.
C
belastinginkomsten.
D
btw.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De sociale zekerheid gaat over
A
de zekerheid van zorg
B
de zekerheid van mensen om je heen
C
de zekerheid van onderwijs
D
de zekerheid van voldoende financiële middelen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bijstand, het laatste vangnet, wordt betaald uit belastinggeld. De bijstand is een?
A
sociale voorziening
B
sociale verzekering
C
volksverzekering
D
werknemersverzekering

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de WW is een
A
volksverzekering
B
sociale voorziening
C
werknemersverzekering

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie is de WW
A
Ouderen
B
Werklozen
C
Weduwes
D
Ouders

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Wat is de sociale zekerheid?

Wat is de ww uitkering?

Wat is de bijstand?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les af!
6.3 opdrachten: 5, 6, 7, 8, 9, 10 en de rekentrainer

Ben je klaar? dan ga je nakijken

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies