Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
oefening voor T402 spelling 2022-2023
Wanneer plaats je een komma?
A
tussen twee persoonsvormen
B
tussen de onderdelen van een opsomming
C
voor een voegwoord
D
zowel A, B als C
1 / 33
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
In deze les zitten
33 slides
, met
interactieve quizzen
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Wanneer plaats je een komma?
A
tussen twee persoonsvormen
B
tussen de onderdelen van een opsomming
C
voor een voegwoord
D
zowel A, B als C
Slide 1 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
De docent vroeg wie er afwezig was in de onlineles?
B
De docent vroeg wie er afwezig was in de onlineles.
Slide 2 - Quizvraag
Wanneer gebruik je een dubbele punt?
A
om een opsomming aan te kondigen
B
om een verklaring aan te kondigen
C
om de directe rede aan te kondigen
D
zowel A,B als C
Slide 3 - Quizvraag
Wat is onjuist?
A
Middeleeuwen
B
het rijke Westen
C
augustus
D
christelijk
Slide 4 - Quizvraag
Wat is onjuist?
A
't Wordt koud vandaag.
B
Iris' afspraken staan vast.
C
23 leerlingen zitten er in de klas.
D
vwo- en havoleerlingen doen mee.
Slide 5 - Quizvraag
Sommige mannen laten hun snor staan. Gelukkig weten de meeste/meesten wel beter.
A
meeste
B
meesten
Slide 6 - Quizvraag
Wat schrijf je met een kleine letter?
A
windstreken
B
afleidingen van feestdagen
C
maanden
D
zowel A, B als C
Slide 7 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een afleiding van een feestdag
Slide 8 - Open vraag
Wat is onjuist?
A
Artsen zonder Grenzen
B
Noordhoff Uitgevers
C
de heer Van der Wal
D
A. Van der Wal
Slide 9 - Quizvraag
Welke samenstelling is onjuist?
A
koninginnekroon
B
beresterk
C
paradepaard
D
dwingeland
Slide 10 - Quizvraag
Wat is onjuist?
A
Hij zat eroverin.
B
Hij zat erbovenop.
C
Hij zat erover in.
D
Ik leg het daar op.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is onjuist?
A
adjunct-chef
B
oud-commissaris
C
aspirant-lid
D
geneesheer directeur
Slide 12 - Quizvraag
Beide/beiden zochten naar de juiste woorden.
A
beide
B
beiden
Slide 13 - Quizvraag
Enkele/enkelen onder ons zijn ontevreden.
A
enkele
B
enkelen
Slide 14 - Quizvraag
Over het algemeen zijn honden leuk, maar voor sommige/sommigen ben ik bang.
A
sommige
B
sommigen
Slide 15 - Quizvraag
Sommige voetballers zingen mee, maar de meeste/meesten houden hun mond dicht.
A
meeste
B
meesten
Slide 16 - Quizvraag
Sommige/sommigen bleven blaffen tot middernacht.
A
sommige
B
sommigen
Slide 17 - Quizvraag
Hij deed twee pogingen en beide/beiden mislukten.
A
beide
B
beiden
Slide 18 - Quizvraag
1. Het gebeurt.
2. Het is gebeurd.
A
1 = persoonsvorm 2 = persoonsvorm
B
1 = voltooid deelwoord 2 = voltooid deelwoord
C
1 = persoonsvorm 2 = voltooid deelwoord
D
1 = voltooid deelwoord 2 = persoonvorm
Slide 19 - Quizvraag
Wat is juist gespeld? Een of meerdere antwoorden zijn goed.
A
Sophie heeft haar vinger verbrandt.
B
Sam en Tom moesten op de bus wachtten.
C
Het verbrandde haar van Sjors stinkt enorm.
D
Tom verbreedde zijn tuinpad.
Slide 20 - Quizvraag
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde
Slide 21 - Quizvraag
Weet je wel wat het beteken.... wanneer je werkwoordspelling echt beheerst?!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente
Slide 22 - Quizvraag
Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte
Slide 23 - Quizvraag
(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt
Slide 24 - Quizvraag
De sportleraar ...(timen) de snelheid van de atleet.
A
timde
B
timte
C
timede
D
timete
Slide 25 - Quizvraag
Gisteren ...(lunchen) ik met mijn oma.
A
lunchde
B
lunchte
C
lunchete
D
lunchede
Slide 26 - Quizvraag
Wie wat ...(bewaren), die heeft wat.
A
bewaart
B
bewaardt
C
bewaard
D
bewaartd
Slide 27 - Quizvraag
De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrandde
C
aanbrandende
D
aangebrande
Slide 28 - Quizvraag
Mijn (intapen) enkel doet nog steeds zeer.
A
Ingetapete
B
Ingetapede
C
Ingetapte
D
Ingetapde
Slide 29 - Quizvraag
evacueren
de .................. kampen
A
gëevacueerde
B
geëvacueerde
C
gëevacueerden
D
geëvacueerden
Slide 30 - Quizvraag
Hij (deleten - vt) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette
Slide 31 - Quizvraag
(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.
A
Vond
B
Vindt
C
Vind
Slide 32 - Quizvraag
De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde
Slide 33 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Herhaling ww-spelling
Januari 2021
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Werkwoordspelling (herhaling)
November 2022
- Les met
19 slides
Oefenen werkwoordspelling module 2 klas 4
November 2022
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3,4
3h hfd 3 ZELFST Spelling Herhaling lastige ww-vormen: -de(n) of -dde(n); -te(n) of -tte(n)?
December 2022
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Spelling werkwoorden
September 2023
- Les met
17 slides
18 april
April 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling
Maart 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, mavo
Leerjaar 3
NN6 H3 - Herhalen ww-spelling H1-3
Februari 2023
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3