H.3 Interbellum

H3: Het interbellum
1918-1939

§3.1 Grote problemen voor Duitsland 



1 / 98
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 98 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 11 videos.

Onderdelen in deze les

H3: Het interbellum
1918-1939

§3.1 Grote problemen voor Duitsland 



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(Hyper)inflatie
  • Duitse regering liet geld bijdrukken (loon voor stakende arbeiders)....
  • => het geld werd daardoor snel heel veel minder waard => hyperinflatie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3: Het interbellum
1918-1939
In 1918 kwam er een einde aan de Eerste Wereldoorlog; in 1919 sloten de geallieerden vrede met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Maar de rust keerde niet terug in Europa. Vooral Duitsland kreeg te maken met grote politieke en economische problemen.



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3.1 Grote problemen voor Duitsland
A De republiek van Weimar

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Interbellum

(Een interbellum (van het Latijn inter, tussen en bellum, oorlog) is een periode tussen twee oorlogen.)

Het interbellum is de periode tussen WO1 en WO2 (1918-1939)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Republiek van Weimar 
  • naam Dui tussen 1918-1933 
  • president
  • parlementaire democratie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dui aan het einde van WO1
  • Duitsers hadden genoeg van oorlog
  • Duitse keizer vlucht 
  • Nieuwe regering: Republiek van Weimar, sluit wapenstilstand: november 1918.
  • Veel armoede, honger en onrust. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Problemen Republiek van Weimar 
  1. Deel van bevolking gaf regering de schuld van het verlies van WO1. Geloofden in dolkstootlegende.

  2. Ondertekende het Verdrag van Versailles (hadden geen keuze).
    -> boosheid/vernedering bij bevolking. 

  3. Mochten geen lid worden van Volkenbond.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

  • § 3.1  A: opdracht 1 t/m 6
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1 Grote problemen voor Duitsland
B. Bezetting Ruhrgebied

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische problemen
  • De herstelbetalingen drukte zwaar op de Duitse economie
  • In 1923 kon de Regering van Weimar het niet meer betalen
  • Frankrijk bezet daarop het Ruhrgebied (industriegebied)
    => nemen grondstoffen in beslag

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Franse soldaat beschermt in 1923 een vracht steenkolen in het bezette Ruhrgebied 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dolkstootlegende






Ontstaan dolkstootlegende: de oorlog was verloren doordat de regering de militairen in de steek hadden gelaten. --> verraad, dolk in rug gestoken.


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijzen voor 1 kilo brood (1923)
December 1921:                        4 Mark 
December 1922:                       163 Mark 
Januari 1923:                              250 Mark 
April 1923:                                   474 Mark 
Augustus 1923:                          69.000 Mark 
November 1923:                        201.000.000.000 Mark

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1923


In deze chaos probeert Hitler een staatsgreep te plegen; mislukt.
--> gearresteerd, 5 jaar gevangenis (6 maanden weer vrij)
(In de gevangenis schrijft hij het boek 'Mein Kampf'  -> mijn strijd)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1924: Hulp voor Dui
VS komt met het Dawesplan

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Duitsland 
1924-1929

Politiek en economisch gaat het beter
Kunnen weer herstelbetalingen doen
1926: toelating Volkenbond 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

  • § 3.1  B: opdracht 7 t/m 11
  • Klaar? Verder met oriëntatie 
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1 Grote problemen voor Duitsland
C. Economische crisis vanaf 1929

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Vanaf 1929:

wereldwijde economische crisis

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start in de VS
Oorzaak: te veel uitgaven -> hoe? -> geld lenen
wie?
1. Boeren en bedrijven om te kunnen investeren -> meer productie
2. Consumenten om producten te kopen
3. Aandeelhouders om aandelen in bedrijven te kopen.

-> Beurskrach -> een grote, plotselinge daling van de aandelenkoersen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start in de VS
1920 - "Roaring Twenties' V.S. -> Geloof in economische groei-> Geld lenen zag niemand als probleem

in 1929 gingen consumenten wat minder producten kopen en maakten bedrijven iets minder winst. Daardoor daalde het vertrouwen in de economie. Sommige aandeelhouders besloten hun aandelen te verkopen op de beurs-> Paniek

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beurskrach
1929

24 oktober 1929:
Black Thursday 

De beurs stort in. 
Grote plotselinge daling van de aandelenkoersen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen VS
  • Daling waarde aandelen
  • Schulden konden niet meer betaald worden
  • Bedrijven failliet
  • Nog meer mensen werkeloos


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen 
  • Overal in de wereld te merken 
  • VS kocht niks meer in buitenland 
  • Dawesplan gestopt 
    --> extra groot probleem Dui; moesten terugbetalen aan VS
  • Ineenstorting internationale geldmarkt 
  • Wereldwijde werkloosheid 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een crisis is moeilijk om uit te komen...

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dui zwaar getroffen
  • Leningen Dawesplan liggen stil
  • Hierdoor steeg de werkloosheid met name in de grote Duitse steden (Bijna 30%) 
  • Hierdoor kreeg de NSDAP van Hitler de kans om aan de macht te komen 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is het Interbellum?
A
1914-1918
B
1939-1945
C
1918-1939
D
1940-1945

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer was de Beurskrach
A
1939
B
1933
C
1930
D
1929

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?

A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?

A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
De Amerikaanse president had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

  • § 3.1  A/B/C: opdracht 1 t/m 16
  • Klaar? Oriëntatie af?
  • Leren voor de toets
timer
10:00

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De opkomst van het nationaalsocialisme
Het interbellum

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Video

Deze slide heeft geen instructies

§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
A
Het nationaalsocialisme
Leerdoel:
Je kan vier belangrijke kenmerken van het nationaalsocialisme noemen.
Begrippen:
nationalisme
Führerprincipe
persoonsverheerlijking
Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)
B
Hitler grijpt de macht
Leerdoel:
Je kan beschrijven hoe Adolf Hitler de macht greep.
Begrippen:
dictatuur

C
Duitsland wordt een totalitaire staat
Leerdoel:
Je kan met voorbeelden op politiek, sociaal en cultureel gebied uitleggen dat Nazi-Duitsland een totalitaire staat was.
Begrippen:
totalitaire staat
gelijkschakeling
indoctrinatie
  
militarisme
antisemitisme
  
SA
Gestapo
concentratiekampen
SS

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In Duitsland ontstond het nationaalsocialisme: de politieke stroming van Adolf Hitler.

De partij van Hitler heette de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP).

De aanhangers werden nationaalsocialisten of nazi's genoemd. 
Leerdoel:
Je kan vier belangrijke kenmerken van het nationaalsocialisme noemen.
§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
A
DeBoze burgers
Het nationaalsocialisme
Begrippen:
nationalisme
Führerprincipe
persoonsverheerlijking
Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)
  
militarisme
antisemitisme

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Nationalisme
  • "Duitsland is het beste land"

  • "Duitsland moet weer sterk en machtig worden!" --> stoppen V.v.V.

  • Het Duitse volk heeft Lebensraum (=levensruimte) nodig.

  • Heim ins Reich: alle Duitsers moeten in één groot rijk wonen

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Tegen democratie
  • Eén sterke leider (Führer) die alle besluiten neemt en die iedereen gehoorzaamt
    = Führerprincipe

  • Persoonsverheerlijking 
    = leider als soort god vereren

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Militarisme

  • Verheerlijken van militaire macht, leger, geweld, strijd en oorlog

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Antisemitisme
  • = haat tegen Joden

  • Joden schuldig aan verlies WO I en aan de slechte economie

  • Rassenleer
    ( Arische ras = Übermensen en
    vb. Joden = untermenschen)

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het nationaalsocialisme heeft verschillende kenmerken:

  1. Tegen democratie: Ze zijn anti-democratisch: ze willen één sterke leider, Der Führer (het Führerprincipe). Er was persoonsverheerlijking.
  2. Er is sprake van antisemitisme: jodenhaat. Ze geloven in rassenleer: het idee dat er verschillende rassen zijn en dat het ene ras beter is dan het andere
  3. Er is sprake van militarisme en 
  4. nationalisme
§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
A
DeBoze burgers
Het nationaalsocialisme

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanwege het nationalisme vonden de nazi's:

  • Dat Duitssprekende mensen in één groot Duitsland thuis hoorden
  • Dat het Duitse volk meer Lebensraum verdiende: leefruimte in het oosten (Polen, Sovjet-Unie, enz.) voor het eigen volk. Andere volken waren minder belangrijk en moesten plaatsmaken. 
§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
A
DeBoze burgers
Het nationaalsocialisme

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In 1923 ging het slecht met Duitsland (§3.1):
  • Ruhrgebied bezet door Frankrijk
  • Duitse economie stort in door hoge inflatie.

Het volk is negatief over het land en Hitler probeert dat te gebruiken om de macht te grijpen met een staatsgreep. 

Deze staatsgreep mislukt, Hitler krijgt een gevangenisstraf van 5 jaar. Na 6 maanden komt hij alweer vrij.

In de gevangenis schreef hij zijn boek Mein Kampf
Leerdoel:
Je kan beschrijven hoe Adolf Hitler de macht greep.
§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
B
DeBoze burgers
Hitler grijpt de macht
Begrippen:
dictatuur

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ook Duitsland kreeg te maken de economische wereldcrisis die zijn hoogtepunt in 1933 kende: 8 miljoen werklozen.

Daarnaast had de Republiek van Weimar verschillende keren een nieuwe regering gekregen. Geen van deze regeringen wist de economische crisis op te lossen. 

Hitler beloofde de werkloosheid aan te pakken door te stoppen met de herstelbetalingen. 
§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
B
DeBoze burgers
Hitler grijpt de macht

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In 1933 werd de NSDAP zo groot dat Hitler kon meeregeren.

Toen de Rijkstag (regeringsgebouw) in brand werd gestoken, gaf Hitler de communisten de schuld.

De noodtoestand werd uitgeroepen. Hitler kon nu overal in het land socialisten en communisten (zijn grootste tegenstanders) oppakken.

Communistische kranten en organisaties werden verboden. 
§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
B
DeBoze burgers
Hitler grijpt de macht

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In 1933 liet Hitler ook nieuwe verkiezingen houden. De NSDAP kreeg 44% van de stemmen. 

Met hulp van twee andere partijen kon Hitler het parlement afschaffen: de democratie werd afgeschaft. 

Duitsland werd een dictatuur
§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
B
DeBoze burgers
Hitler grijpt de macht

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duitsland werd een totalitaire staat: het leven van de inwoners wordt volledig beheerst door de staat.

Er was geen ruimte voor mensen met andere ideeën.
Leerdoel:
Je kan met voorbeelden op politiek, sociaal en cultureel gebied uitleggen dat Nazi-Duitsland een totalitaire staat was.
§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
C
DeBoze burgers
Duitsland wordt een totalitaire staat
Begrippen:
totalitaire staat
gelijkschakeling
indoctrinatie
  
SA
Gestapo
concentratiekampen
SS

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Om een nationaalsocialistisch land te maken, kwamen organisaties en media onder directe controle van de nazi's.

Dit heet gelijkschakeling:
  • Alle politieke partijen (behalve NSDAP) werden verboden)
  • Rechters stonden onder controle
  • Joodse Duitsers verloren hun baan
  • Alle media (radio, kranten) kwamen onder controle
  • Alle organisaties onder leiding van nationaalsocialisten
  • Er was propaganda en indoctrinatie: de mening van de nazi's werden opgedrongen aan anderen
  • Alle jeugdorganisaties werden opgeheven en vervangen voor de Hitlerjugend en de Bund Deutscher Mädel. De jeugd werd hier gehersenspoeld. 
§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
C
DeBoze burgers
Duitsland wordt een totalitaire staat

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De nazi's gebruikten terreur (bangmakerij):

  • De Gestapo was de geheime politie. Ze bedreigden politieke tegenstanders en sloten ze op in concentratiekampen.
  • De SA was een bewapende knokploeg die tegenstanders intimideerde of in elkaar sloeg.
  • De SS begon als lijfwacht van Hitler, maar werd later een organisatie die de vervolging van de joden organiseerde. 
§3.2
De opkomst van het nationaalsocialisme
C
DeBoze burgers
Duitsland wordt een totalitaire staat

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.3 Nazi-Duitsland en het buitenland
Het interbellum

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
A
De buitenlandse politiek van nazi-Duitsland
Leerdoel:
Je kan beschrijven welke stappen nazi-Duitsland vóór 1939 zette richting oorlog.
Begrippen:
Heim ins Reich
Anschluss
Conferentie van München
B
Fascisme in Italië
Leerdoel:
Je kan overeenkomsten en een verschil noemen tussen de ideeën van Duitse nationaalsocialisten en Italiaanse fascisten.
Begrippen:
fascisme

C
Nationaalsocialisme in Nederland
Leerdoel:
Je kan beschrijven hoe de Nederlandse regering omging met de economische crisis van 1929, en welke invloed deze crisis had op de opkomst van de NSB.
Begrippen:
aanpassingspolitiek
werkverschaffingsprojecten
Nationaalsocialistische Beweging (NSB)
  
appeasementpolitiek
Lebensraum

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hitler legde zich niet neer bij het Verdrag van Versailles.
Tijdens de regeerperiode van Hitler:

  • Stopte de herstelbetalingen
  • Werd het leger vergroot en herbewapend
  • Werden gebieden teruggepakt
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
A
DeBoze burgers
De buitenlandse politiek van nazi-Duitsland
Een spotprent: Wat wil de maker ons vertellen?

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De nazi's wilden alle Duitssprekenden in één groot Duits rijk: Heim ins Reich. Hij noemde zijn Duitsland het Derde Rijk. 

In 1938 trokken Duitse soldaten de grens met Oostenrijk over. Hitler maakte van Oostenrijk een deel van zijn rijk (Anschluss). 


§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
A
DeBoze burgers
De buitenlandse politiek van nazi-Duitsland
Duitse en Oostenrijkse soldaten bij de grens in 1938.
Veel Oostenrijkers konden zich vinden in de ideeën van Hitler en verwelkomden de nazi's.

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hitler wilde ook het Sudetenland (Duitstalig gedeelte van Tsjecho-Slawakijke) bij Duitsland voegen.

De regering van Tsjecho-Slowakije was hiertegen. 

Daarom kwamen vier landen samen in de Conferentie van München om hierover te praten. 
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
A
DeBoze burgers
De buitenlandse politiek van nazi-Duitsland
Het Sudetenland lag aan de grens van Duitsland en Tsjecho-Slowakije

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 69 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Engeland en Frankrijk voerden appeasementpolitiek.

Daarin zit het woord "peace" (vrede)

Appeasementpolitiek was er op gericht om de vrede in Europa te bewaren.

Frankrijk en Engeland grepen niet in en gaven toe aan Hitler om geen oorlog te veroorzaken. 
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
A
DeBoze burgers
De buitenlandse politiek van nazi-Duitsland
Ondanks zijn beloften van de conferentie van München, nam Hitler in 1939 ook de rest van Tsjechische deel van Tsjecho-Slowakije in. Door de appeasementpolitiek grepen Engeland en Frankrijk niet in. 

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hitler vond ook dat het sterke, Arische (Duitse) ras ruimte nodig had om zich te ontwikkelen. 

Hij noemde dit lebensraum; leefruimte. 

Hitler had onder andere plannen om Polen en delen van de Sovjet-Unie bij het Duitse Rijk te voegen. 
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
A
DeBoze burgers
De buitenlandse politiek van nazi-Duitsland
Met delen van Polen en de Sovjet-Unie dacht Hitler voldoende lebensraum te hebben voor het Arische ras. Niet geheel toevallig waren er veel grondstoffen te vinden in dat gebied. 

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
A
De buitenlandse politiek van nazi-Duitsland
Leerdoel:
Je kan beschrijven welke stappen nazi-Duitsland vóór 1939 zette richting oorlog.
Begrippen:
Heim ins Reich
Anschluss
Conferentie van München
B
Fascisme in Italië
Leerdoel:
Je kan overeenkomsten en een verschil noemen tussen de ideeën van Duitse nationaalsocialisten en Italiaanse fascisten.
Begrippen:
fascisme

C
Nationaalsocialisme in Nederland
Leerdoel:
Je kan beschrijven hoe de Nederlandse regering omging met de economische crisis van 1929, en welke invloed deze crisis had op de opkomst van de NSB.
Begrippen:
aanpassingspolitiek
werkverschaffingsprojecten
Nationaalsocialistische Beweging (NSB)
  
appeasementpolitiek
Lebensraum

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In 1922 kwam Benito Mussolini in Italië aan de macht. Hij was de leider van de fascisten.

Het fascisme is een extreemrechtse politieke beweging, ontstaan in Italië.
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
B
DeBoze burgers
De buitenlandse politiek van nazi-Duitsland

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ook in Italië waren er na WO1 veel problemen:
  • teleurstelling, want geen gebiedsuitbreiding na WO1
  • het ging slecht met de economie
  • weinig geld om het land weer op te bouwen
  • de regering was zwak en ondernam weinig
  • er was zeer weinig vertrouwen in de politieke partijen
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
B
DeBoze burgers
De buitenlandse politiek van nazi-Duitsland

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het fascisme heeft de volgende kenmerken:

  • extreem nationalistisch. Eigen land en volk zijn het belangrijkste en beter dan andere landen. 
  • militarisme: soldatenleven en oorlog is iets moois. 
  • anti-democratisch. Ze willen één leider. Ruimte voor andere meningen is er niet. 

Hitler en Mussolini konden het goed met elkaar vinden. In 1936 werden ze bondgenoten. 

Het nationaalsocialisme heeft veel ideeën van het fascisme overgenomen. 

In 1938 nam het fascisme het antisemitisme over het van het nationaalsocialisme.
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
B
DeBoze burgers
De buitenlandse politiek van nazi-Duitsland

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf 1929 was er ook in Nederland grote crisis.

In Nederland gingen ook bedrijven failliet en was er veel werkloosheid en armoede. 

De regering van minister-president
Colijn probeerde de crisis op te
lossen door de aanpassingspolitiek

Dit betekende dat de regering zijn
uitgaven aanpaste aan de
teruggelopen inkomsten:
bezuinigingen. 
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
C
DeBoze burgers
Nationaalsocialisme in Nederland

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De werklozen konden een klein beetje steun (uitkering) krijgen van de overheid. 
Voor die steun moesten ze een paar keer per dag een stempel halen. Daarvoor moest je uren in de rij staan. 
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
C
DeBoze burgers
Nationaalsocialisme in Nederland
Veel mensen voelden zich in de steek gelaten door de regering. 
De regering Colijn kreeg de problemen niet opgelost.

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De overheid begon ook werkverschaffingsprojecten

Werklozen konden in ruil voor iets meer steun werken aan de aanleg van wegen, kanalen en bossen. 

De regering Colijn krijgt de crisis niet opgelost. Als reactie ontstaan er veel nieuwe politieke partijen. 
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
C
DeBoze burgers
Nationaalsocialisme in Nederland

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In 1939 werd de Nationaalsocialistische Beweging (NSB) opgericht door Anton Mussert.

De NSB had veel ideeën afgekeken van de NSDAP van Hitler. Zo waren ze bijvoorbeeld ook tegen de democratie.
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
C
DeBoze burgers
Nationaalsocialisme in Nederland

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De NSB behaalde in 1935 bijna 8% van de stemmen. 

Daarna werd de partij weer kleiner. Dit kwam omdat mensen de NSB vergeleken met de NSDAP in Duitsland. Ze waren bijvoorbeeld openlijk anti-Joods en ze steunden Hitler.

Mensen zagen in Duitsland agressiviteit, discriminatie en intimidatie. Men wilde dat niet in Nederland.

Ook vanwege de verzuiling wilden veel Nederlanders niks met de NSB te maken hebben: ze bleven bij hun eigen zuil.
§3.3
Nazi-Duitsland en het buitenland
C
DeBoze burgers
Nationaalsocialisme in Nederland

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 82 - Video

Deze slide heeft geen instructies

§3.4: Sovjet-Unie, 1922-1939

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.4 Sovjet-Unie, 1922-1939

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 85 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 86 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lenin dood
  • Lenin was de leider van de Sovjet-Unie
  • Vanaf 1922 ging het steeds slechter met Lenin en hij stierf in 1924.
  • Jozef Stalin volgde Lenin op

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stalin
  • Stalin benoemde vrienden in de Communistische Partij + werkte vijanden weg
  • Stalinisme --> Communisme tijdens regeerperiode Stalin
  • Sovjet-Unie moest een machtige arbeidersstaat worden.
  • Daarom --> sterke industrie opbouwen !
Planeconomie (vanaf 1928)
Economie waarin de regering bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd moet worden.
Vijfjarenplannen
Plannen waarin staat wat en hoeveel er in 5 jaar geproduceerd moet worden.

Slide 88 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectivisatie
  • Stalin wilde ook de landbouw moderniseren.
  • Collectivisatie --> Kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd tot grote gezamenlijke boerderijen (Kolchozen).
  • Waarom? Meer en grotere opbrengst. Met winst uit export kon er weer geïnvesteerd worden in machines/fabrieken.
  • Productie van kolchozen viel tegen.

Slide 89 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rusland 1914
  • Situatie in Rusland tijdens WOI: goed of slecht?

  • Wie zien we hier? ------> 

Slide 90 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SU na 1929
  • Ondanks de wereldcrisis, groeide de industrie van de SU snel.
  • Stalin maakte van de SU een extreemlinkse totalitaire staat.

Slide 91 - Tekstslide

Extreemlinks --> overheid moet de baas zijn over geld en bedrijven ipv dat alles in handen is van rijke mensen
Rusland 1917
  • Veel boeren vochten aan het front. Welk gevolg had dat?

  • Wat gebeurde er met de tsaar?

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lenin
  • Welke ideeën had Lenin voor Rusland?

  • Wat doet Rusland in 1917?

  • Wat gebeurt er in de periode 1917-1922 in Rusland?

Slide 93 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken totalitaire staat Stalin
  1. Planeconomie
  2. Dictatuur
  3. Persoonsverheerlijking
  4. Indoctrinatie
  5. Terreur

De communistische partij o.l.v. Stalin had alle macht. 

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grote Terreur
  • 1934-1938 --> miljoenen mensen werden naar strafkampen verbannen (of vermoord)
  • Tegenstanders/eventuele dreigingen (qua macht) werden opgepakt en kregen een showproces (rechtszaak waarbij uitkomst al vaststaat)
  • 1939 verklaarde Stalin dat de grote zuivering voltooid was

Slide 95 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SU en het buitenland
  • Stalin vertrouwde Engeland en Frankrijk NIET.
  • Sovjet-Unie en nazi-Duitsland waren aartsvijanden, maar tekenden een niet-aanvalsverdrag (29 augustus 1939), Molotov - Ribbentroppact.
  • Geheim gedeelte verdrag: Polen werd tussen beide landen verdeeld...

Stalin wist dat Duitsland uiteindelijk Rusland ook aan zou vallen, maar rekte tijd om het leger te mobiliseren.

Slide 96 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 97 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 98 - Video

Deze slide heeft geen instructies