4.3 De stroomkring

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Stroomkring
Welkom Basis-2
Lees 4.3 blz 218 en maak opdracht 1 t/m 2                         START IN:
Je hebt straks je laptop nodig



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.



timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We gaan starten!
                                                                                                      Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.3 De stroomkring

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle 
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Zelfstandig werken
  6. Afsluiting
  7. Huiswerk

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen behaald?
4.2.1 Je kunt voordelen en nadelen noemen van enkele spanningsbronnen. R
4.2.2 Je kunt uitleggen wat een generator is. R
4.2.3 Je kunt benoemen welke spanning er op een stopcontact staat. R
4.2.4 Je kunt beschrijven hoe elektriciteit bij jou thuis komt. T1
4.2.5 Je kunt beschrijven welke spanning veilig is. T1






Slide 6 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Wat is een spanningsbron?

Slide 7 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen. 
Wat zijn voorbeelden van spanningsbronnen
A
Een waterkoker
B
het stopcontact
C
een batterij
D
Een spannende film

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groot is de spanning die door deze batterijen worden geleverd? (1,5 V per batterij)
A
0V
B
1,5V
C
3V
D
6V

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oplaadbare batterij
staafbatterij
Penlite batterij
platte batterij
1,5 Volt
1,5 Volt
1,3 Volt
4,5 Volt

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle spanningsbronnen hebben dezelfde spanning
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de spanningsbronnen op volgorde van de laagste spanning naar de hoogst spanning.
Laagste Spanning
Hoogste Spanning

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een staaf-batterij geeft ...... evenveel spanning als een penlite-batterij.
A
Wel
B
Niet

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van deze spanningsbronnen geeft 230V?
A
Stopcontact
B
Batterij
C
Accu
D
Generator

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met de spanning als je meerdere batterijen of spanningsbronnen acher elkaar plaatst?
A
niets
B
meneer Satink heeft dat niet verteld
C
ik moet ze bij elkaar optellen
D
je moet ze met elkaar vermenigvuldigen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oplaadbare batterijen leveren een evengrote spanning als
niet-oplaadbare batterijen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
4.3.1Je kunt beschrijven in welke richting de elektrische stroom door een stroomkring loopt. R
4.3.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen een gesloten stroomkring en een onderbroken stroomkring. R
4.3.3 Je kunt uitleggen wat geleiders en isolatoren zijn. R
4.3.4 Je kunt een voorbeeld geven van een geleider en van een isolator. R
4.3.5 Je kunt uitleggen hoe je met een schakelaar een stroomkring kunt onderbreken en sluiten. T1
4.3.6 Je kunt uitleggen wat een schakelschema is. T1
4.3.7 Je kunt de belangrijkste symbolen toepassen in een schakelschema. T1






Slide 17 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Sleutelwoorden
  • stroom:
  • stroomkring:
  • gesloten stroomkring:
  • onderbroken stroomkring:
  • geleiders: 
  • isolator:
  • schakelaar:
  • schakelschema:
Schrijf over

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rondstromen
Een lampje is verbonden met een batterij. 
Eén draad gaat van de plus van de batterij (+) naar het lampje. 
Een andere draad gaat van het lampje terug naar de min van de batterij (−). 
Nu gaat er elektrische stroom door het lampje, waardoor het lampje brandt.




Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rondstromen
Elektrische stroom gaat lopen als je de plus (+) en de min (−) van een spanningsbron verbindt.

 De stroom gaat dan in een kringetje rond.

Een stroomkring is de verbinding van de plus (+) naar de min (−) van een spanningsbron. 


 De stroom gaat van de plus (+) door het lampje naar de min (−).

Stroomkring

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesloten en onderbroken
Het lampje brandt, omdat er stroom doorheen gaat. 

Dat komt doordat de stroomkring gesloten is. Je zegt: er is een gesloten stroomkring

Maak je nu één draad los, dan kan de stroom niet meer rond. 
Je zegt: er is een onderbroken stroomkring.
Onderbroken                     Gesloten

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geleiders en isolatoren
Een stroomdraad is van koper. Koper is een metaal. Alle metalen zijn goede geleiders voor elektrische stroom. Dat betekent dat elektrische stroom gemakkelijk door koper heen kan gaan. 


Rond de koperdraad zit een laagje kunststof.
 De stroom kan niet door kunststof heen.
 Kunststof is een isolator. Een isolator laat geen stroom door. Daardoor kan de stroom alleen de weg van de koperdraad volgen. De stroom kan nergens anders naartoe.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak opdracht:  1 t/m 5 op blz 219


rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De schakelaar
 Je gebruikt een schakelaar om het licht aan en uit te doen.

 Met een schakelaar kun je de stroomkring onderbreken of sluiten.

In een schakelaar zitten twee metalen plaatjes. In de  afbeelding raken die plaatjes elkaar. De stroom kan door de schakelaar lopen. De schakelaar is dicht (gesloten). De stroomkring is gesloten.


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De schakelaar

Als je de schakelaar omzet, gaan de metalen plaatjes van elkaar . Daardoor kan er geen stroom meer door de schakelaar lopen. De schakelaar is open en de stroomkring is onderbroken.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een schakelschema
Van een stroomkring kun je een tekening maken.
 Het kost veel tijd om deze tekening te maken. 
Daarom teken je een stroomkring eenvoudiger. De eenvoudige tekening van een stroomkring noem je een schakelschema
 In een schakelschema teken je alle onderdelen van de stroomkring. Je tekent ook de draden tussen de onderdelen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

schakeling
schakelschema

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symbolen
Een symbool is een eenvoudig teken voor iets uit de werkelijkheid. 

Je ziet ook een kort en een lang streepje. Dit is het symbool voor een batterij. Het lange streepje is de plus (+) en het korte streepje is de min (−). 
Een draad teken je als een lijn. Een schakelaar kun je op twee manieren tekenen: open of gesloten.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak opdracht:  6 t/m 9 op blz 226


rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les:
Schrijf over
  • Elektrische stroom gaat lopen als je de plus (+) en de min (−) van een spanningsbron verbindt.
  • In een gesloten stroomkring loopt de stroom van de plus (+) naar de min (−) van de spanningsbron.
  • Een geleider laat stroom gemakkelijk door.
  • Een isolator laat geen stroom door.
  • Een lampje brandt alleen in een gesloten stroomkring.
  • In een onderbroken stroomkring kan de stroom niet rond gaan.
  • Met een schakelaar kun je de stroomkring onderbreken of sluiten.
  • Een schakelschema is een eenvoudige tekening van een stroomkring.
  • In een schakelschema teken je de onderdelen met symbolen.


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen behaald?
4.3.1Je kunt beschrijven in welke richting de elektrische stroom door een stroomkring loopt. R
4.3.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen een gesloten stroomkring en een onderbroken stroomkring. R
4.3.3 Je kunt uitleggen wat geleiders en isolatoren zijn. R
4.3.4 Je kunt een voorbeeld geven van een geleider en van een isolator. R
4.3.5 Je kunt uitleggen hoe je met een schakelaar een stroomkring kunt onderbreken en sluiten. T1
4.3.6 Je kunt uitleggen wat een schakelschema is. T1
4.3.7 Je kunt de belangrijkste symbolen toepassen in een schakelschema. T1






Slide 31 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
1. Een elektrische schakeling waar de stroom doorheen kan lopen noem je ook wel....?
timer
0:15
A
een stroomdraad
B
een stroomkring
C
een elektriciteitkring
D
een elektriciteitcirkel

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Soms moet je een elektrische schakeling schematisch na tekenen.
Hoe wordt een schematische tekening genoemd?
timer
0:15
A
schakeltekening
B
stroomschema
C
schakelschema
D
stroomtekening

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Welk component is dit?
timer
0:15
A
lamp
B
stroommeter
C
batterij
D
draad

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Welk component is dit?
timer
0:15
A
Draad
B
lamp
C
batterij
D
koelkast

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. welk component is dit?
timer
0:15
A
schakelaar
B
batterij
C
lamp
D
stroommeter

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak opdracht:  10 t/m 16 op blz 227


rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
5:00

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk! NOVA
Wat? 4.3  De stroomkring - opdrachten 1 t/m 16
Waar? in het boek. Blz 216 t/m 221
In Somtoday 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Test Jezelf!

timer
20:00

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies